7 Gebruik van de weegschaal
7.1 Wegen
Weegschaal met de [ON/OFF] -toets inschakelen. De weegschaal voert een
segmenttest door, daarna wordt de programmaversie weergegeven. Zodra de
gewichtsweergave "0.0 kg" weergeeft, is de weegschaal klaar om te wegen.
Opmerking: Met de [→0←] –toets kan de weegschaal naar behoefte op ieder
moment op nul gezet worden.
Persoon midden op de weegschaal zetten resp. baby in de weegschaal
leggen. Wachten tot de stilstandweergave (ο) verschijnt, dan het
weegresultaat aflezen.
Aanwijzing:
Indien de te wegen persoon zwaarder dan het weegbereik is, verschijnt op het
display „Err" (=overbelasting).
7.2 Tarreren
Het eigen gewicht van willekeurige voorgaande gewichten kan met een druk op de
knop weggetarreerd worden, zodat bij de volgende wegingen het daadwerkelijke
gewicht van de persoon weergegeven wordt.
Bij bijv. met een op de weegplaat gelegde rubbermat geeft de
weegschaal geen 0 aan.
Druk de toets [TARE] in om het tarreerprocédé te starten. Het gewicht
wordt nu intern opgeslagen en 0.0 kg weergegeven.
De persoon midden op de weegplaat zetten.
Lees nu het gewicht op het display af.
Opmerking:
De weegschaal kan altijd slechts één tarrawaarde opslaan.
Bij een ontlaste weegschaal wordt de opgeslagen tarrawaarde met een negatief
bewerkingsteken aangegeven.
Om de opgeslagen tarrawaarde te wissen ontlast u de weegplaat en drukt u
vervolgens de toets [TARE] in.
MPB-BAPS-nl-1816
19