WAARSCHUWING
GEVAAR VAN APPARATUUR ONDER
DRUK
Deze tank staat onder druk. Volg altijd de
Drukontlastingsprocedure op blz. 5 voor-
dat u het deksel van de tank of de vulpoort
opent. Dit vermindert het risico van ernstig letsel, zoals
spatten in de ogen of op de huid, of letsel door bewe-
gende onderdelen. Dergelijk letsel kan worden opgelopen
als de druk in de tank niet volledig wordt ontlast.
Materiaal voorbereiding
Bereid het materiaal conform de aanwijzingen van de fabrikant.
Filter het materiaal om grote deeltjes te verwijderen die verstop-
pingen kunnen veroorzaken in het spuitpistool of in de sifonbuis.
De tank vullen
1.
Volg de Drukontlastingsprocedure op blz. 5 voordat
u de tank vult.
2.
Breng het materiaal in de tank op een van de volgende
methoden:
a.
Verwijder het deksel en plaats een 19-liter emmer
met materiaal in de 19-liter tank (zie Afmetingen
op blz. 18).
b.
Verwijder het deksel en plaats een 19-liter anti-
statische polyethyleen wandbeschermer in de
19-liter tank. Giet het materiaal in de antistatische
polyethyleen wandbeschermer (zie Toebehoren
op blz. 16).
3.
Vul de tank door de vulpoort in het deksel of verwijder
het deksel en giet het materiaal rechtstreeks in de tank.
De aanbevolen inhoud van uw tank (19, 38 of 57 liter)
niet overschrijden.
OPMERKING: Als er een 19-liter emmer in de tank wordt
gebruikt, is afstelling van de schoep van
de roerder vereist om interferentie te voor-
komen. Zie handleiding 308371 voor de in-
formatie over afstelling.
4.
Zet het deksel of de vuldop (20) weer terug en draai
de hendels van de C-klem stevig aan.
6
308369
Bediening
De druktank gebruiken
1.
Draai de luchtregelaar van de tank (33) dicht door de
knop linksom te draaien, en draai vervolgens de lucht-
toevoer open. Zie Afb. 2.
2.
Open het luchtinlaat-kogelventiel (17).
3.
Start de roerder (indien gebruikt) en stel het af zoals
staat beschreven in de afzonderlijke handleiding 308371.
4.
Stel de luchtregeling van de tank (33) in op ongeveer
de gewenste druk.
5.
Open het materiaaluitlaat-kogelventiel (18).
6.
Draai de vernevelingslucht naar het luchtspuitpistool
open. Spuit een testpatroon om een klein gedeelte en
stel de druk bij, indien nodig. Gebruik altijd de laagst
mogelijke luchtdruk om de gewenste resultaten te ver-
krijgen.
van in het systeem gebruikte componenten of toebehoren
met de laagste nominale lucht- en materiaalwerkdruk,
dit om het risico te verminderen van materiële schade
en van ernstige verwondingen, o.a. door het spatten van
materiaal in de ogen of op de huid.
Laat de roerder niet langdurig met hoge snelheid lopen.
Door te hoge snelheid zal het materiaal gaan schuimen,
waardoor het onbruikbaar wordt, en er kunnen trillingen
en snellere slijtage van onderdelen optreden. Roer het
materiaal net genoeg om gelijkmatige menging te krijgen.
Veiligheidsontlastventiel
Een veiligheidsontlastventiel (4) ontlast automatisch de druk
in de tank als de luchtdruk boven 0,5 à 0,6 MPa (6,5 à 7 bar)
komt. Zie Afb. 2 of de onderdelentekeningen.
Controleer elke week of het veiligheidsontlastventiel naar
behoren functioneert. Verhoog, alleen voor testdoeleinden,
de luchtdruk tot 0,5–0,6 MPa (6,5–7,1 bar). Als het veiligheids-
ventiel de druk niet ontlast, vervang het dan onmiddellijk.
Probeer het niet te repareren. Het veiligheidsontlastventiel
sluit automatisch als de druk wordt ontlast.
WAARSCHUWING
GEVAAR VAN APPARATUUR ONDER
DRUK
Door te hoge druk in de tank of in toebehoren
kan een onderdeel scheuren. Overschrijd
nooit de maximum luchtdruk of vloeistofdruk
VOORZICHTIG