WAARSCHUWING
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Houd altijd een minimum ruimte van 25,4 mm
tussen de draaiende onderdelen van de roerder
en de wand van de vonkvorming door contact te
voorkomen.
Drukontlastingsprocedure
WAARSCHUWING
GEVAAR VAN APPARATUUR ONDER DRUK
De druktanks blijven onder druk staan, totdat deze hand-
matig worden ontlast. Om het risico van ernstig letsel als
gevolg van materiaal onder druk of per ongeluk spuiten
van het pistool te verminderen, moet u altijd deze proce-
dure volgen om de druk in de tank te ontlasten in de vol-
gende omstandigheden:
D Voordat u enig onderdeel in het systeem nakijkt of
repareert;
D Voordat u het deksel van de druktank of de vulpoort
losdraait of verwijdert;
D Telkens als u stopt met spuiten.
1.
Draai de luchttoevoer naar de tank dicht door het lucht-
inlaatventiel (17) te sluiten. Zie afb. 2.
2.
Draai de fitting (7) van de afvoerkraan open door hem
linksom te draaien.
3.
Wacht tot er geen lucht meer ontsnapt door de fitting van
de afvoerkraan voordat u het deksel van de druktank of
de vulpoort opent.
4.
Laat de fitting (7) van de afvoerkraan open totdat u het
deksel of de vulpoort weer installeert.
7
Afb. 2
Installatie
17
03187B
Aarding
Volg de plaatselijk voorschriften voor nauwkeurig gespecifi-
ceerde aardingsinstructies voor uw gebied en uw systeem.
Aard de druktank door één uiteinde van een aardedraad met
een minimale doorsnee van 1,5 mm
druktank en het andere uiteinde van de draad aan te sluiten
op een echt aardepunt.
Aanbevolen slangafmetingen
Materiaal
Voor een
Gebruik:
aanvoerlengte
van:
0 t/m 11 m
9,5 mm
binnen-
diameter
(3/8")
11 t/m 30 m
13 mm
binnen-
diameter
(1/2")
30 t/m 61 m
19 mm
binnen-
diameter
(3/4")
Een robuuste (heavy-duty) roerder installeren
Zie handleiding 308371 voor de installatie van een robuuste
luchtgeregelde roerder. Deze roerde wordt aanbevolen voor
materialen met een viscositeit van meer dan 800 centipoise
(cp).
Verbindingsslangen
Zie afb. 1 op blz. 4. Installeer een luchtregelaar en een filter
(G) vóór het kogelventiel van de luchtinlaat (17) om vuil en
vocht uit de persluchtaanvoer (B) te verwijderen. Zie Toebe-
horen op blz. 16. Sluit een luchttoevoerslang (A) aan tussen
het kogelventiel van de luchtinlaat (17) en een luchtuitlaat
van de luchtregelaar en het filter (G).
Sluit de vernevelingsluchtslang (D) aan op het luchtspuit-
pistool (F) vanaf een luchtuitlaat van de luchtregelaar en
het filter (G) of uit de pistoolluchtregelaarset (zie Toebehoren
op blz. 16).
Sluit een materiaalslang (E) aan tussen kogelventiel van de
het 3/8 npt(u) materiaaluitlaat (18) en de materiaalinlaat van
het luchtspuitpistool (F).
@
te verbinden aan de
(algemeen gebruik)
Lucht
Voor een
Gebruik:
aanvoerlengte
van:
0 t/m 15 m
8 mm
binnen-
diameter
(5/16")
15 t/m 30 m
9,5 mm
binnen-
diameter
(3/8")
30 m+
13 mm
binnen-
diameter
(1/2")
308369
5