Nulkalibratie
1. Plaats de meter op een niet bekleed gedeelte van het te meten
materiaal of op het meegeleverd referentiesubstraat. Gebruik
de ijzerhoudende of niet-ijzerhoudende referentie zoals vereist
door de meetapplicatie.
a. Plaats de sonde op het niet bekleed substraat en bekijk de
LCD-metingen.
b. Als de metingen stabiel blijken te zijn, haal de meter van het
substraat.
c. Druk en houd de Zero knop gedurende 2 seconden vast (pieptoon). De nulkalibratie is nu
voltooid.
2. De meter is nu klaar om metingen uit te voeren.
Kalibratie
De nauwkeurigheid van de meter kan worden verbeterd door een kalibratie met behulp van de
meegeleverde referentiefilms uit te voeren.
1.
Voer een nulkalibratie zoals hierboven beschreven uit.
2.
Voer een bereikkalibratie met behulp van een
referentiefilm uit.
a.
Plaats één van de referentiefilms op het substraat.
b.
Plaats de meter op de kalibratie-referentiefilm en
bekijk de LCD-metingen.
c.
Als de metingen stabiel blijken te zijn, haal de
meter van het substraat.
d.
Druk op "MENU" en scroll dan omlaag "▼" naar
"Calibration".
e.
Druk op "Select" om de "Enable" functie te
benadrukken en druk vervolgens op "Select".
f.
Druk op "Esc" en de kalibratiemodus wordt
geopend.
g.
Pas de meting met behulp van de ▲ en ▼ knoppen aan zodat deze met de bekende
waarde van de referentiefilm overeenstemt.
h.
Schakel de meter uit om het menu te verlaten en de kalibratiegegevens op te slaan.
3.
De meter is nu overeenkomstig het basismateriaal en de gebruikte dikte gekalibreerd.
4.
Voer indien nodig stap 2 met behulp van de andere referentiefilms uit.
Opmerkingen:
1.
De kalibratiegegevens worden in het geheugen opgeslagen en worden niet gewist wanneer
de meter wordt uitgeschakeld.
2.
Veeg het sensorcontact regelmatig met een schone en pluisvrije doek schoon om eventuele
vuildeeltjes van de sensortip te verwijderen.
3.
Tijdens de kalibratie passen de ▲ en ▼ knoppen de interne kalibratiefactoren met hoge
resolutie aan. De schermresolutie kan van dergelijke aard zijn dat het tot 10 drukken kan
duren alvorens 1 cijfer op het scherm wordt gewijzigd.
Meer-puntkalibratie
Deze methode vereist het uitvoeren van twee of meerdere sequentiële één-puntkalibraties. Voor
het beste resultaat dienen de te verwachten laagdiktemetingen zich binnen de kalibratiepunten te
bevinden.
9
CG204-EU-NL v2.2 8/13