6 Ingebruikname
▶
Om het CV-circuit te ontluchten, opent u met een steek-
sleutel de ontluchtingsklep van het CV-circuit (1) een 1/4
omwenteling (B).
▶
Bouw in het CV-circuit van de warmtepomp een bedrijfs-
druk op.
–
Bedrijfsdruk: 0,15 ... 0,2 MPa (1,50 ... 2,0 bar)
Aanwijzing
Het drukniveau kan tijdens de eerste maand
na de ingebruikneming dalen. Het kan ook af-
hankelijk van de buitentemperatuur variëren.
1
6
1
Afvoerslang
2
CV-aanvoer
3
Afsluitklep
▶
Sluit de afsluitkraan in de CV-aanvoerleiding.
▶
Vul het CV-circuit via de CV-retourleiding.
◁
De lucht verzamelt zich bij de ontluchtingsklep.
Voorwaarden: Als u glycol gebruikt
▶
Laat glycol niet in de afvoer en in het milieu terechtko-
men.
▶
Maak een mengeling met geschikte glycol (max. 50%
ethyleenglycol) om de warmtepomp afhankelijk van de
regionale laagste temperaturen tegen vorst te bescher-
men.
Aanwijzing
Als er geen antivries gevuld is, dan is het pro-
duct bij stroomuitval en vorst niet beschermd.
▶
Gebruik een antivriestester om de correcte dosering te
garanderen.
24
2
3
4
5
4
Toevoer water/glycol
5
CV-retour
6
Opvangreservoir
6.7
Verwarmingswater/vul- en bijvulwater
controleren en conditioneren
Opgelet!
Kans op materiële schade door minder-
waardige verwarmingswater
▶
Zorg voor verwarmingswater van vol-
doende kwaliteit.
▶
Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit van
het verwarmingswater te controleren.
Kwaliteit van het cv-water controleren
▶
Neem een beetje water uit het CV-circuit.
▶
Controleer visueel het cv-water.
▶
Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u de
installatie spuien.
▶
Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet (ijzer-
oxide) voorhanden is.
▶
Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan en
neem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-
ming. Of monteer een magneetfilter.
▶
Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij
25 °C.
▶
Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-
tie en conditioneert u het verwarmingswater.
▶
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswater
kan dringen.
Vul- en bijvulwater controleren
▶
Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de
installatie vult.
Vul- en bijvulwater conditioneren
▶
Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-
water de geldende nationale voorschriften en technische
regels in acht.
Voor zover nationale voorschriften en technische regelingen
geen hogere eisen stellen, geldt het volgende:
U moet het CV-water conditioneren,
–
als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens de
gebruiksduur van de installatie het drievoudige van het
nominale volume van de CV-installatie overschrijdt of
–
wanneer de in de volgende tabel genoemde richtwaarden
niet worden aangehouden of
–
als de pH-waarde van het verwarmingswater onder 8,2 of
boven 10,0 ligt.
Totaal
Waterhardheid bij specifiek installatievolume
verwar-
mings-
vermo-
≤ 20 l/kW
gen
kW
°dH
mol/m³
< 50
< 3
< 16,8
> 50 tot
11,2
2
≤ 200
> 200 tot
8,4
1,5
≤ 600
> 600
0,11
0,02
1) Liter nominale inhoud/verwarmingsvermogen; bij meerketelin-
stallaties moet het kleinste individuele vermogen ingezet worden.
Installatie- en onderhoudshandleiding aroTHERM 0020186581_04
> 20 l/kW
> 50 l/kW
≤ 50 l/kW
°dH
mol/m³
°dH
mol/m³
11,2
2
0,11
0,02
8,4
1,5
0,11
0,02
0,11
0,02
0,11
0,02
0,11
0,02
0,11
0,02
1)