3.4.1.2 Bevestiging van de onderkoppelingen
Bevestig de beide onderkoppelingen (1) van de trekker op de opbouwbou-
ten van de strooiautomaat en borg met een klapsplitpen.
Als de trekker over een snelwisselinrichting beschikt, moeten de beide on-
derkoppeling-opvangkogels (2) aan de kant van de trekker op de opbouw-
bouten (3) worden geschoven en met een klapsplitpen worden geborgd!
Na bevestiging van de onderkoppelingen de opbouwbouten altijd borgen met een klapsplitpen!
Het beveiligingssysteem van de onderkoppeling moet vergrendeld zijn!
(zie gebruiksaanwijzing van de trekker)
3.4.1.3 Bevestiging van de bovenkoppeling
Bevestig de bovenkoppeling (1) van de trekker op de daartoe voorziene bovenste opbouwbout (2) van de
strooiautomaat en borg met een klapsplitpen (3).
Let erop dat de veiligheidsketting de bout verbindt met de klapsplitpen en met de opbouwbok!
Als de trekker over een snelwisselinrichting beschikt, moet de bovenkoppeling-opvangkogel aan de kant
van de trekker op de bovenste opbouwbout worden geschoven en met een klapsplitpen worden geborgd!
Na bevestiging van de bovenkoppeling altijd de bovenste opbouwbout borgen met een klapsplitpen!
Het beveiligingssysteem van de bovenkoppeling moet vergrendeld zijn!
(zie gebruiksaanwijzing van de trekker)
De strooiautomaat moet tijdens strooibedrijf (strooiplaat ca. 40 cm boven de grond) absoluut recht
staan.
Voor de instelling beschikt de opbouwbok over zes resp. drie verschillend geplaatste gaten voor de
opname van de bovenkoppeling.
Met de bijkomende mogelijkheid om de bovenkoppeling zelf in de lengte te
verstellen, kan de strooiautomaat in een rechte positie worden gebracht.
Stand 25.05.2011
Gebruiksaanwijzing TAXON
1)
2)
3)
Het strooireservoir is correct
gepositioneerd. De bovenkoppeling
is correct ingesteld
2)
3)
1)
2)
Pagina 17
Pagina 17
van 40