7.
storINgeN
als uw apparaat een storing vertoont, kunt u de tekst over eenvoudige problemen oplossen
eerst doorlezen en een aantal eenvoudige tests uitvoeren.
als de machinestoring op deze manier niet verholpen kan worden, moet u contact opnemen
met de keMPPi technische service afdeling.
7.1
overbelAstINgsbeveIlIgINg IN werKINg
Geel indicatielampje van thermische beveiliging brandt als de thermostaat in werking treedt
door een belasting die de nominale inschakelduur te boven gaat.
De thermostaat treedt in werking bij continue belasting van machine boven nominale
waarden of als koelluchtventilatie geblokkeerd is.
interne ventilatoren koelen de machine. wanneer het indicatielampje niet brandt, is de
machine automatisch gereed voor het lassen.
7.2
AppArAAtzeKerINgeN
zekering 6,3 a traag, aan de achterwand van de machine beveiligt hulpapparaten.
Gebruik een zekering van hetzelfde type en dezelfde waarde als aangegeven naast de
zekeringhouder. schade veroorzaakt door een geplaatste zekering met de verkeerde waarde
wordt niet door de garantie gedekt.
7.3
oNder- eN overspANNINgeN IN de NetvoedINg
De primaire kringen van de machine zijn beschermd tegen plotselinge piekspanningen.
De machine is ontworpen voor en bestand tegen continue spanningen van 3 x 440 V (zie
technische gegevens). zorg dat de spanning binnen deze toegestane limiet blijft, met
name wanneer de netspanning wordt geleverd door een generator voorzien van een
verbrandingsmotor. als de netspanning een onderspanning heeft (beneden ca. 300 V) of een
overspanning (boven ca. 480 V) stopt de machine direct automatisch.
7.4
FAseverlIes IN de NetspANNINg
Verlies van een netspanningsfase veroorzaakt merkbaar verslechterde laseigenschappen. in
sommige gevallen zal de machine in het geheel niet starten. Verlies van een fase kan door het
volgende gebeuren:
• netspanningszekering doorgeslagen
• Defecte netspanningskabel
• slechte aansluiting van de netspanningskabel op aansluitklemmen van machine of
machinestekker.
8.
oNderhoud
NL
bij het bepalen en plannen van het routinematige onderhoud moet u rekening houden met
de gebruiksfrequentie en de bedrijfsomstandigheden.
Het juiste gebruik van het apparaat en regelmatig onderhoud zullen u helpen onnodige uitval
en defecten daarvan te voorkomen.
ATTENTIE!
8.1
dAgelIjKs oNderhoud
• Controleer de algemene toestand van het laspistool. Verwijder lasspetters van het
draadmondstuk en reinig het gasmondstuk. Vervang versleten of beschadigde
onderdelen. Gebruik altijd originele kemppi onderdelen.
• Controleer de toestand en de verbinding tussen de componenten van de laskring:
laspistool, werkstukkabel en klem, contacten en stekkers.
• Controleer de toestand van de aandrijfrollen, naaldlagers en assen. reinig en smeer
de lagers en assen met een klein beetje lichte machineolie indien nodig. Monteer de
onderdelen, stel ze af en test het functioneren ervan.
26
Ontkoppel het apparaat van het net voordat u met de elektrische kabels omgaat.