Bediening van het virtuele toetsenbord
(1)
Invoergebied, voor het invoeren van tekst
(2)
Cursortoetsen, voor verplaatsingen binnen het invoergebied
(3)
Huidig aantal tekens/beschikbaar aantal
(4)
Toetsenbord
(5)
Van inputmodus wisselen
(6)
Spatie
(7)
Een teken verwijderen in het invoergebied
(8)
De invoer afsluiten
Gebruik <
> voor verplaatsing binnen (2) en (4)–(7).
Druk op de knop <
> om de input te bevestigen of om van inputmodus te wisselen.
229