Inhoudsopgave
Advertenties
5. Basisfuncties
5.1 Inschakelen
De gedetailleerde beschrijving voor het inschakelen van de terminal vindt u in hoofdstuk 2.5 op
pagina 14.
5.2 Uitschakelen
De gedetailleerde beschrijving voor het uitschakelen van de terminal vindt u in hoofdstuk 2.5 op
pagina 14.
5.3 Programmaselectie
Keuze tussen de beschikbare toepassingsprogramma's.
Schakel met de functiepaging-toets
Gross
x 10
F 1
F 2
Druk op de programmatoets F5.
U heeft nu de keuze uit 10 verschillende toepassingsprogramma's.
Kies een programma: F3 Pijltjestoets omhoog / F4 Pijltjestoets omlaag
Het geselecteerde programma starten: Druk op F6 om te openen.
Zie hoofdstuk 6 voor informatie over alle toepassingsprogramma's.
5.4 Nulset
Het nulpuntset corrigeert kleine afwijkingen ten opzichte van het nulpunt, bijv. door vuilafzetting
op de weegschaal. Druk op de nulsteltoets.
De symbolenbalk geeft voor de nulweergave de volgende teken weer: .
Nulstelbereik ijkbaar en niet ijkbaar: -1 tot +3% van het weegbereik.
Als de nulinstelling niet mogelijk is, verschijnt gedurende twee seconden de foutmelding "Above
Zero Setting Range" of "below Zero Setting Range".
Nulcorrectie
Nulcorrectie corrigeert automatisch kleine afwijkingen van de nulweergave.
In de instellingsmodus kan de nulpuntcorrectie onder Schaal / Schaalparameters (aan = 0,5 d/sec
ijkbaar en 2d/sec niet ijkbaar) worden in- of uitgeschakeld..
over naar het niveau van de instelfuncties.
Secondary
display
F 3
F 4
.
Prog
Setup
ram
mode
F 5
F 6
35
Advertenties
Inhoudsopgave
