6.2 Controle en justeren van randlast
9
6.2.1 Controle en justeren van randlast
• De controlegewichten in het midden van het
weegplateau plaatsen en de weegschaal tarreren.
• De weegschaalaanduiding -0-.
• De controlegewichten achter elkaar in 4 hoeken
plaatsen.
• De afwijkingen worden nu met het waardeteken
afgelezen, de getoonde waarden noteren. Indien
de afwijkingen buiten de toleranties staan (zie
hoofdstuk 7.1), is het justeren noodzakelijk.
6.2.2 Justeren van randlast
Voorbereiding
• Voor een betere controle van de wijzigingen
verkregen tijdens het justeren, dient in het
configuratiemenu de hoogste nauwkeurigheid van
het aflezen te worden gekozen.
• De aansluitbox openen.
Justeerregel
• De hoek (weegcel) met de grootste negatieve
afwijking op nul zetten. Deze hoek ook niet bij
meervoudig justeren wisselen.
Justeren op de analoogplaat
De weegcel
wordt met behulp van de twee
potentiometers 8 en 7 gejusteerd.
De weegcel
wordt met behulp van de twee
potentiometers 1 en 2 gejusteerd.
De weegcel wordt met behulp van de twee
potentiometers 9 en 10 gejusteerd.
De weegcel
wordt met behulp van de twee
potentiometers 3 en 4 gejusteerd.
• Bij afwijking + naar rechts draaien, bij afwijking –
naar links draaien.
Beide potentiometers dienen hetzelfde aantal
keren worden gedraaid.
KFP V20_600-3000-IA-nl-1010