5 Elektrische aansluitingen
Algemeen
Alle elektrische apparatuur, met uitzondering van de
buitensensoren, ruimtevoelers en de stroomsensoren,
is af fabriek aangesloten.
• Voorafgaand aan een isolatietest van de woning moet
de warmtepomp worden losgekoppeld.
• De F1155 kan niet worden omgeschakeld van 1-fase
naar 3-fase en omgekeerd of van 3x230V naar 3x400V
en omgekeerd.
• Als het gebouw is uitgerust met een aardlekschake-
laar, moet de F1155 worden voorzien van een afzon-
derlijke aardlekschakelaar.
• Indien van een automatische zekering gebruik wordt
gemaakt, moet deze minimaal motorkarakteristiek
"C" hebben. Zie
pagina 77
zekering.
• Zie voor bedradingsschema's voor de warmtepomp
het aparte installatiehandboek voor bedradingssche-
ma's.
• Communicatie- en sensorkabels naar externe aanslui-
tingen moeten niet dichtbij hoogspanningskabels
worden gelegd.
• De minimale doorsnede van de communicatie- en
sensorkabels naar externe aansluitingen dient 0,5 mm²
met een max. lengte van 50 m te bedragen, bijvoor-
beeld EKKX of LiYY of gelijkwaardig.
• Gebruik voor het trekken van kabels in de F1155 ka-
beldoorvoeren (bijv. UB1-UB3, zie tekening). Trek de
kabels bij het gebruik van UB1-UB3 van achter naar
voren door de warmtepomp.
Voorzichtig!
De schakelaar (SF1) mag niet in stand "" of "
worden gezet voordat de boiler met water is
gevuld. Componenten in het product kunnen
beschadigd raken.
NIBE F1155
voor de grootte van de
"
Voorzichtig!
De elektrische installatie en het onderhoud
moeten worden uitgevoerd onder toezicht van
een erkend elektrotechnisch installateur.
Schakel, voordat u met het onderhoud aan-
vangt, de stroom uit met de aardlekschakelaar.
De elektrische installatie en de bedrading
moeten conform de geldende voorschriften
worden uitgevoerd.
Voorzichtig!
Controleer voordat het apparaat wordt gestart
de aansluitingen, de netspanning en de fase-
spanning om schade aan de elektronica van de
warmtepomp te voorkomen.
FC1
FQ10
FQ10-SF2
AUTOMATISCHE ZEKERING
Het bedrijfscircuit van de warmtepomp en een aantal
van de interne componenten daarvan zijn intern gezekerd
door een automatische minizekering (FC1).
TEMPERATUURBEGRENZER
De temperatuurbegrenzer (FQ10) onderbreekt de voe-
ding naar de elektrische bijverwarming als de tempera-
tuur hoger wordt dan 89 °C en wordt handmatig gereset.
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
UB3
F1255
UB1
UB2
21