11 Instellingsprocedures
Informatie lokale terminal
Met deze toepassing kunt u de informatie voor de lokale terminal registreren of
wijzigen.
Het scherm [Informatie lokale terminal] bestaat uit meerdere pagina's.
1.
Selecteer [Informatie lokale
terminal] op het scherm
[Instellingen mode Faxen].
2.
Met de schuiftoetsen kunt u
tussen de schermen wisselen.
3.
Voer de nodige handelingen uit.
4.
Selecteer [Sluiten].
Lokale naam
Hiermee registreert u de lokale naam, zodat het externe apparaat uw apparaat kan
herkennen. Er kunnen via het toetsenbord op het aanraakscherm maximaal 20 tekens
worden ingevoerd. De lokale naam wordt in het display of het
communicatiebeheeroverzicht van de bestemming getoond.
Voor informatie over het schermtoetsenbord, zie Toetsenbord in het hoofdstuk Fax/
internetfax op pagina 91.
Bedrijfslogo
Hiermee registreert u de naam van de afzender (bedrijfslogo). Er kunnen via het
toetsenbord op het aanraakscherm maximaal 30 tekens worden ingevoerd. De naam
van de afzender wordt in [Kopregel verzenden] of [Voorblad] afgedrukt.
Toegangscode apparaat
Hiermee registreert u de toegangscode waarmee de externe apparaten die
documenten versturen worden beperkt. Door een toegangscode in te stellen, kan uw
apparaat alleen ontvangen of pollen van externe apparaten die de juiste
apparaattoegangscode in F-code sturen. Er kunnen via het toetsenbord op het
aanraakscherm maximaal 20 tekens worden ingesteld. Toegestane tekens zijn 0 t/m 9,
*, # en spatie. Wanneer u deze toepassing gebruikt, kunt u geen documenten
ontvangen van externe apparaten die niet over de F-code-functie bevatten.
254
Xerox CopyCentre/WorkCentre/WorkCentre Pro 123/128/133 Handleiding voor de gebruiker