• Druk de toedieningsknop in totdat het dosisafleesvenster op
"0"staat.
De "0"moet recht tegenover de dosisaanwijspijl staan.
• Controleer dat er insuline uit de naaldpunt spuit.
Als er geen insuline verschijnt, herhaal dan stap 1-3 totdat er
insuline uit de naaldpunt spuit.
Als er na meerdere keren geen insuline verschijnt, controleer dan
het insulinevenster om te zien of er ruimte tussen de zwarte
stamper en de oranje rubberen zuiger zit, zie afbeeldingen 3A
en 3B. Als je geen ruimte ziet, vervang de naald en test de
insulinetoevoer weer.
De controle van de insulinetoevoer is klaar als je ziet dat er
insuline uit de naaldpunt spuit.
Probeer niet te injecteren als er geen insuline uitkomt. Je krijgt
geen insuline, zelfs niet als het getal in het dosisafleesvenster
verandert. Dit kan leiden tot te hoge bloedsuiker (hyperglykemie).
Als er geen insuline uitkomt na het meerdere keren
controleren van de insulinetoevoer, gebruik de pen dan niet.
Neem contact op met je leverancier voor een nieuwe pen.
3
3A
3B
9