Diagnose en storingen oplossen
8.4
Instellingen
8.4.1
Materiaalkalibratie
Verschillende kalibraties zijn in de sensor opgeslagen afhankelijk van het bedoelde gebruik
van de sensor.
In het menu-item "Material calibration", kan de benodigde kalibratie worden geselecteerd via
het optionele separate display, afhankelijk van de kalibratie. Op die manier kan één sensor
een groot aantal applicaties afdekken.
Het is ook mogelijk uw eigen kalibraties uit te voeren en de bestaande kalibratiecurve te
overschrijven.
SD02333M separaat display - beschrijving van bediening en materiaalkalibratie.
8.5
Speciale functies
Beschikbare speciale functies zijn beschreven in de bedieningshandleiding behorende bij het
instrument.
9
Diagnose en storingen oplossen
9.1
Optimaliseren van de materiaalstroom
Voor nauwkeurige meetresultaten, moeten bepaalde grenzen worden aangehouden voor wat
betreft de installatie en omgevingscondities en de betreffende dichtheid van het te meten
materiaal. Verder moet een voldoende dikke laat de sensor bedekken.
Als de materiaaldoorstroming te snel is, kan het materiaalniveau boven het oppervlak van de
sensor ook te laag zijn. Een hopperglijgoot met geleideplaten kan het materiaalniveau boven
de sensorkop concentreren en vergroten. In het ideale geval, met name bij nat zand, hebben
de geleideplaten een PTFE-bekleding zodat het materiaal daar niet aan kan blijven kleven.
Voor de sensor is een materiaallaag nodig van tenminste 60 mm (2,36 in). Er zijn installaties
waar de hoeveelheid materiaal te klein is of te verspreid om een voldoende materiaalstroom
over de sensor te waarborgen. In dergelijke gevallen kan het nodig zijn de materiaalstroom te
"concentreren" zodat het materiaal tijdens het stromen boven de sensor wordt opgehoopt. Het
diagram hieronder geeft een voorbeeld van een mogelijke eenheid waarbij het materiaal
wordt geconcentreerd aan de zijde van de sensor en boven de sensor.
24
Solitrend MMP42
Endress+Hauser