Inhoudsopgave
Advertenties
Snelstartgids
5. Zorg voor een goede aardverbinding. Het is belangrijk dat de afscherming
van de instrumentkabel:
kort wordt afgeknipt en zo wordt geïsoleerd dat hij de
transmitterbehuizing niet kan raken;
wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel door een
aansluitkast wordt geleid
met een goed aardpunt aan de voedingszijde wordt verbonden.
6. Zie indien overspanningsbeveiliging vereist is het onderdeel
aansluitklemmenblok met overspanningsbeveiliging
over aarding.
7. Sluit ongebruikte kabelopeningen en dicht ze af.
8. Plaats het behuizingsdeksel terug.
Afbeelding 6. Aarding
C
A. Afscherming afknippen en isoleren
B. Afscherming isoleren
C. Massadraad kabelafscherming verbinden met
aarde
4.1
Aarding voor aansluitklemmenblok met
overspanningsbeveiliging
Op de buitenkant van de elektronicakast en in de aansluitklemmenruimte
zijn aardpunten aangebracht. Deze aardpunten worden gebruikt als er
aansluitklemmen met overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd. Voor het
verbinden van het aardpunt op de behuizing met de aarde (intern of extern)
wordt gebruik van een draad van 18 AWG of groter aanbevolen.
Als de transmitter momenteel niet is bedraad voor opstarten en communicatie,
volgt u
"Sluit de bedrading aan en schakel het instrument in" op pagina
transmitter naar behoren is bedraad, raadpleegt u
externe aardpunten voor stootspanningsbeveiliging.
8
A
DP
B
FIELD TERMINALS
(veldaansluit-
klemmen)
D. Intern aardpunt
E. Extern aardpunt
Afbeelding 6
maart 2019
Aarding voor
voor aanwijzingen
D
E
7. Als de
voor interne en
Advertenties
Inhoudsopgave
