De kaartplotter in- of uitschakelen
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor
productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
De kaartplotter inschakelen
Druk kort op de
aan-uitknop.
De kaartplotter uitschakelen
Houd de
aan-uitknop ingedrukt.
Een waypoint of een MOB-positie markeren
Uw huidige positie als waypoint markeren
Selecteer in het beginscherm de optie
mArk
(markeren).
Een waypoint op een andere positie maken
1. Selecteer in het beginscherm achtereenvolgens
informatie
Waypoints
>
nieuw waypoint
> Verplaatsen.
2. Voer de positie van het waypoint in:
•
Selecteer
kaart gebruiken
als u het waypoint wilt verplaatsen terwijl u een kaart bekijkt.
Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop als u een nieuwe positie op de kaart
wilt selecteren. Tik bij de GPSMAP 7000-serie op een nieuwe positie op de kaart. Selecteer
Verplaats
waypoint.
•
Selecteer
Voer positie in
om het waypoint aan de hand van coördinaten te verplaatsen.
Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop om de coördinaten van de nieuwe positie
in te voeren. Gebruik bij de GPSMAP 7000-serie het schermtoetsenbord. Selecteer gereed.
Een MOB-positie markeren en er naartoe navigeren
Als u een waypoint markeert, kunt u deze als MOB-positie
(man-over-boord) opslaan.
Selecteer in ongeacht welk scherm
mArk
(markeren)
>
man over
boord.
Een internationaal MOB-symbool markeert het actieve
MOB-punt en de kaartplotter stelt met de functie Ga
naar een koers in terug naar de gemarkeerde positie.
De schermverlichting en kleurmodus aanpassen
De schermverlichting aanpassen
1. Selecteer in het beginscherm achtereenvolgens
Schermverlichting
2. De schermverlichting aanpassen:
•
Selecteer
op basis van het omgevingslicht.
•
Selecteer
De kleurmodus aanpassen
1. Selecteer in het beginscherm achtereenvolgens
kleurmodus.
2. Selecteer Dagkleuren,
Een combinatie selecteren
1. Selecteer in het beginscherm de optie Combinaties.
2. Selecteer een combinatie.
>
gebruikersgegevens
>
Het combinatiescherm aanpassen
Opmerking: u kunt alleen kiezen uit de opties die op uw kaartplotter beschikbaar zijn.
U kunt het aantal beschikbare schermen verhogen door een BlueChart g2 Vision-gegevenskaart
te gebruiken of netwerktoestellen zoals een echolood en radar toe te voegen.
1. Selecteer in het beginscherm de optie Combinaties.
2. Selecteer een combinatie.
3. Selecteer
menU (menu)
4. Voer een actie uit:
•
Selecteer
combinatieschermen te selecteren.
Selecteer een aantal.
•
Selecteer
de schermen verticaal wilt indelen.
•
Selecteer
als u de schermen horizontaal wilt
indelen.
•
Selecteer
de horizontale balk weer te geven waarin zich de gegevensvelden bevinden.
•
Selecteer een genummerde optie, zoals 1. nav.kaart of 2. echolood in bovenstaande
afbeelding om het informatietype in het corresponderende scherm te wijzigen.
Man over boord
5. Selecteer gereed.
Configureren
Systeem
pieper/Scherm
>
>
> Schermverlichting.
Auto
als u de kaartplotter de schermverlichting automatisch wilt laten aanpassen,
Omhoog
of
Omlaag
als u de schermverlichting handmatig wilt aanpassen.
Configureren
Systeem
pieper/Scherm
>
>
nachtkleuren
of Automatisch.
Combinatieschermen gebruiken
>
Combinatie
wijzigen.
Functies
om het aantal
Combinatie
scherm 1
indeling
Verticaal
>
als u
Combinatie
scherm 2
indeling
>
Horizontaal
Gegevensbalk
gegevensbalk
>
Aan
om
Naar een maritieme dienst navigeren
Naar een maritieme dienst navigeren
>
De functie Autobegeleiding van de BlueChart g2 Vision-gegevenskaart is gebaseerd op
elektronische kaartinformatie. De gegevens garanderen niet dat de route obstakelvrij en voldoende
diep is. Vergelijk de koers met alle visuele waarnemingen en vermijd land, ondiep water en andere
obstakels die u kunt tegenkomen.
Wanneer u Ga naar gebruikt, kunnen een directe koers en een gecorrigeerde koers over land of door
ondiep water lopen. Gebruik visuele waarnemingen om land, ondiep water en andere gevaarlijke
objecten te vermijden.
>
Opmerking: Autobegeleiding is beschikbaar met een voorgeprogrammeerde BlueChart g2
Vision-gegevenskaart.
Waarheen?
1. Selecteer in het beginscherm
>
2. Selecteer de maritieme dienst waar u naartoe wilt navigeren.
De kaartplotter geeft een lijst met de 50 dichtstbijzijnde posities en de afstand en peiling tot deze
posities weer.
3. Selecteer een bestemming.
Tip: selecteer
Volgende pagina
om extra informatie of om de positie op een kaart weer te
geven.
4. Selecteer
navigeer
naar.
5. Voer een actie uit:
•
Selecteer
ga naar
als u rechtstreeks naar de positie wilt navigeren.
•
Selecteer
route naar
als u een route naar de positie wilt maken, inclusief koerswijzigingen.
•
Selecteer
Begeleid naar
als u de functie Autobegeleiding wilt gebruiken.
6. Controleer de koers, die met een magenta lijn is aangegeven.
Opmerking: als u de functie Autobegeleiding gebruikt, geeft een grijze lijn binnen de
magenta lijn aan dat de functie Autobegeleiding een deel van de automatische begeleiding niet
kan berekenen. Dit wordt veroorzaakt door de instellingen voor een veilige, vrije doorvaart bij
een minimale waterdiepte en obstakelhoogte.
7. Volg de magenta lijn, vermijd land, ondiep water en andere obstakels.
Ga naar
www.garmin.com
voor meer documentatie en informatie.
Garmin
, het Gamin-logo, GPSMAP
, BlueChart
®
®
Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Deze
handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
© 2009 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
December 2009
Onderdeelnummer 190-01120-55 Rev. A
LET OP
Buitengaats
diensten.
en g2 Vision
zijn handelsmerken van Garmin
®
®
Gedrukt in Taiwan