Werking
Verbinding van de ketel met de verwarmings in-
stallatie.
De aansluiting met de C.V. installatie moet steeds
met je meegeleverde flenzen gebeuren. Er voorzor-
gen dat de ketel goed ontlucht wordt.
Vulling van de installatie.
De watervulling geschiedt zoals bij alle ketels lang-
zaam, om een complete ontluchting van de ketel via
het hoogste punt van de installatie mogelijk te ma-
ken. De vulling gebeurt steeds bij niet draaiende cir-
culatiepomp.
Kalkafzetting (Kalkvorming).
AI de nodige maatregelen moeten genomen worden
ter voorkoming van kalkafzetting in de ketel. Water
aflaten moet voorkomen worden vooral in gebieden
waar de waterhardheid 20° F overschrijdt.
Er mag vooral geen automatische bijvulling van
de installatie zijn.
Het expansievat moet een expansievolume hebben
dat bepaalt wordt rekening houdend met de totale
waterhoeveelheid. Het expansievat moet gesloten
berekend worden om gevaarlijke over- of onderdruk-
ken te voorkomen die ongecontroleerde wateraflatin-
gen zouden veroorzaken.
Eerste inbedrijfname of hernieuwde inbedrijfna-
me na gedeeltelijke of volledige lediging van de
installatie.
Voor inschakelen van de brander dient men zich er-
van te vergewissen dat de installatie volledig is ge-
vuld met water en volledig is ontlucht.
Keteldoorstroming.
De brander dient zodanig elektrisch geschakeld te
zijn dat hij niet kan starten, wanneer het minimum
waterdebiet doorheen de ketel niet is gewaarborgd.
Minimale waterdoorstroming in de ketel.
Het minimum debiet mag niet minder dan 50% van
het nominale debiet bedragen bij een ∆ t van 15° C.
Maximale waterdoorstroming in de ketel.
Het maximale debiet mag niet meer dan het drievou-
dige van het nominale debiet bedragen bij een ∆ t
van 15° C.
Berekeningsvoorbeelden.
Voorbeelden om de waterdoorstroming te bepalen.
m.n. nominaal-, minimaal- en maximaaldebiet.
Nuttig ketelvermogen (Pu) van 184 kW (of 158.240
kcal/u).
Pu (kcal/u)
a.
Nominaal debiet = 15 (∆ t )
Het nominale debiet heeft betrekking op het
nominale ketelvermogen en een temperatuur
verschil van 15° C tussen de vertrek en retour
ketelwater- temperaturen.
b.
Minimum debiet = 15 X 50 ~ 5,27 m³/u.
c.
Maximum debiet = 15 X 3 ~ 31,6 m³/u.
De keteltemperatuur.
De normale ketelwatertemperatuur is begrepen tus-
sen de 30° C en 90° C. Tussen twee warmtevragen
hoeft de ketel niet op temperatuur gehouden wor-
den. Voor een optimale werking moeten volgende
aanwijzigingen opgevolgd worden.
Maximale ketelwatertemperatuur.
De maximale keteltemperatuur moet zich tenminste
10° C onder de vaporisatie temperatuur bevinden
van de overeenkomstige installatiedruk.
Minimale ketelwatertemperatuur .
Als de ketel een lange tijd op lage temperaturen
werkt (40/45° C) moet hij vaker gereinigd worden.
Tevens moet de schoorsteenconstructie zo uitge-
voerd worden dat zij bestand is tegen condensatie-
vorming.
~ 10,55 m³/u.
Pu
100
Pu
100
25