Onderhoud
Regelmatig onderhoud van de ketel
Om een goed rendement van de ketel te behouden
is het noodzakelijk deze regelmatig te onderhouden.
Hoe vaak dit onderhoud moet gebeuren hangt af van
de werking. Eerst wordt de brander nauwkeurig af-
gesteld.
Het onderhoud vindt plaats :
1. telkens als de brander in slechte verbrandings-
omstandigheden gewerkt heeft.
2. tenminste eenmaal per stookseizoen (en op het
einde ervan) als de ketel gewerkt heeft met
waarden tussen 60° C en 85° C zonder ooit
stookprobIemen gehad te hebben.
Ketelonderhoud
Vooraleer u de ketel schoonmaakt:
1. onderbreek de elektriciteitsvoorziening van de hoofdleiding en sluit de brandstoftoevoer af.
2. dek het bedieningspaneel en de brander af om beschadiging ervan te voorkomen.
Bij de reiniging van de ketel gaat u als volgt te werk:
1. Verwijder het bovenste en onderste deel van de voormantel (191 en 193) en verwijder het linker of rech-
ter frontpaneel van de zijmantel (afhankelijk van de kant waar de deur scharniert)
2. Open de vuurhaarddeur van de ketel (28)
3. Verwijder alle convectieplaten .
4. Maak de reinigingsborstel klaar door de onderdelen 170, 171 en 172 met elkaar te verbinden en verwij-
der het bezinksel uit de verbrandingskamer en de rookgasdoorgangen. Reinig de convectieplaten en
controleer de staat ervan.
5. Controleer de staat van het door de frontdeur samengedrukte touw op het voorste element en vervang
het indien nodig.
6. Breng de convectieplaten opnieuw aan en sluit de vuurhaarddeur; controleer daarbij of de vuurhaarddeur
goed haaks op het voorste element aansluit.
7. De afzettingen die onderaan de rookkast samenkomen en tijdens de reiniging van de derde rookgas-
doorgangen naar dezelfde plaats worden gedwongen, moeten eveneens worden verwijderd. Daartoe
verwijdert u eerst het onderste deel van de achtermantel van de zijmantels en neemt u de achterste reini-
gingsdeksels (24) op de rookkap weg. Verwijder al het bezinksel en controleer de staat van het dichtings-
materiaal van het achterste reinigingsdeksel. Vervang de dichtingen indien nodig. Hermonteer de reini-
gingsdeksels en de mantel.
8. Controleer de staat van de glasvezeltouwen voor en achter de branderring (65) en vervang indien nodig .
9. Breng de voormantel van de ketel weer aan een neem de afdekking van het bedieningspaneel en de
brander weg
10. Sluit de ketel weer aan op de externe voedingen
11. Start de ketel en controleer of hij goed werkt
12. Controleer de uitstoot van verbrandings- en rookgas met behulp van een analysator.
22
Om de vervuilingsgraad van de ketel na te gaan kan
hiervoor de temperatuur van de verbrandingsgassen
gecontroleerd worden. Als de temperatuur van de
rookgassen van 30° C a 40° C gestegen is ten op-
zichte van de opgemeten temperaturen bij de eerste
ingangzetting dan is een onderhoud noodzakelijk.
Een millimeter vervuiling op de verschillende ketel-
componenten veroorzaakt een verhoging met 20° C
van de rookgassentemperaturen. Het rendement
van de ketel vermindert zo met 2%.