Ingebruikname
Beschrijving afstellingen
Stookoliepomp
Ingangzetting
Legende
1
Aanzuiging of
overvoeding
2
Terugloop
3
Uitgang sproeier
4
Drukcontact
5
Contact drukontlasting of
aanvoerdruk
en togang tot de aftakschroef
(zeskannt, 4mm) te verwijderen
voor werking in enkelbuissysteem.
In dat geval, de terugloop 2
afsluiten
5.1 Contact drukontlasting of
aanvoerdruk
6
Drukafstelling
Afstellen van de stookoliedruk
Bij levering is de pomp ingesteld op 19 bar.
· Draai de schroef 6 in wijzerzin, de
druk gaat omhoog, en in
tegenwijzerzin, de druk gaat omlaag.
Bij rechtstreekse aanzuiging in de tank
is de max. drukontlasting 0,4 bar.
Bij overvoeding is de max. druk 2 bar.
18
Ingangzetting
Waarschuwing:
In gang zetten is mogelijk als is
voldaan aan alle voorwaarden
die worden opgesomd in de
voorgaande hoofdstukken.
· Installeren van drukmeters:
– op de verdeler van 0 tot 30 bar
verstuivingsdruk,
– op de pomp van 0 tot 6 bar
aanvoerdruk bij 2 bar, of een
vacuümmeter 0 tot 1 bar indien
rechtstreekse aanzuiging in de
tank.
· De brandstofkleppen openen.
· De schakelaars S1/H10.1 - S29y -
S2N - S7.1.onder spanning zetten
· De thermostatische kring sluiten.
· De bedienings- en
AJ6 CC1004 3P
veiligheidsautomaat ontgrendelen.
De brander werkt: tijdens de
voorventilatietijd.
· De pomp aftappen via de opening
van een drukcontact.
De brander ontsteekt in de 1ste trap.
De kwaliteit van de ontsteking
beoordelen.
· Controleer: (zie tabel).
– de verstuivingsdruk,
– de stand van kam IV.
· De schakelaar S7.2-S8.2
inschakelen
De brander werkt in de 2
· Controleer de verbranding: indien
nodig bijstellen.
· De tuimelschakelaar S8.3
inschakelen.
M16x1,5
De brander werkt in nominaal debiet
M16x1,5
de
3
trap.
M14x1,5
· Controleer de verbranding.
G1/8
· Lees de pompdruk af en stel bij om
het gewenste nominaal vermogen te
G1/8
bereiken.
· Het luchtdebiet bijregelen met
behulp van kam I van de
servomotor.
Houd u aan de temperatuur van de
rook in de ketel zoals voorgeschreven
door de fabrikant om het vereiste
G1/8
nuttige rendement te bereiken.
· Verminder het vermogen voor de
debieten 2de trap en mini-afstelling en
daarna 1ste trap.
· Controleer de verbranding in deze
beide standen.
De brander in werking afstellen
volgens de gemeten waarden met
behulp van de nokken, VI voor de 2
trap en IV voor de 1ste trap van de
servomotor.
· Het vermogen terug verhogen tot
nominaal debiet en de verbranding
controleren.
· Zorg voor optimale
verbrandingsresultaten met behulp
van:
0107 / 13 007 383C
–
regeling van de secundaire lucht
aan de Y-kant, volgens de
procedure beschreven in het
hoofdstuk "afstellen van de
verbrandingselementen en de
secundaire lucht".
· Verminder de Y-kant: de meter voor
CO2 gaat omhoog en omgekeerd.
Voor een wijziging van de Y-kant
kan het nodig zijn de luchtdebieten
en verstuivingsdruk aan te passen.
· Controleer in dat geval de
verbrandingsmetingen.
Belangrijk:
Wijzig niets meer aan de Y-functie.
Evalueer de werking:
bij de ontsteking, bij het verhogen en
verlagen van vermogen.
· verwijder de verbrandingselementen
volgens de procedure beschreven in
het hoofdstuk "afstellen van de
verbrandingselementen en de
secundaire lucht".
· Controleer de algemene toestand
van de verschillende onderdelen:
keerplaat, sproeiers, kop,
elektroden.
· Corrigeer de afstellingen indien ze
verkeerd zijn.
· Het geheel opnieuw monteren.
· Controleer de dichtheid van de
stookoliekring. Maximale
de
trap.
ontlastingsdruk 0,4 bar als
rechtstreekse aanzuiging in de tank.
· Plaats de drukmeters en de
vacuümmeters op de stookoliekring.
· Regel en controleer de
beveiligingen.
de