(1)
Druk de knop een seconde lang in om naar de informatiepagina te gaan.
(2)
Wanneer ZERO verschijnt, druk op de knop voor een nulkalibratie.
Als geen nulkalibratie wordt uitgevoerd, keert het toestel terug naar de normale modus.
•
Tijdens de instelling worden de zandloper, het icoontje voor geen kalibratiegas en de gemeten
gasconcentratie weergegeven.
•
Als de nulkalibratie mislukt, wordt ERR weergegeven. Het toestel keert terug naar de normale
gebruiksmodus na een druk op de knop.
•
Als de nulkalibratie geslaagd is, verschijnt PASS gevolgd door SPAN?.
(3)
Tijdens de SPAN? weergave, drukt u op de knop om de kalibratiemodus te starten.
(4)
Voer testgas aan het toestel toe:
Sluit het reduceerventiel (op de kalibratiegascilinder geschroefd) met een slang aan op de
sensoropening en open het reduceerventiel.
Mogelijke testgassen
WAARSCHUWING!
De concentratie van het testgas moet overeenkomen met de voorschriften in hoofdstuk 5.2 om de
sensor correct te kalibreren.
Voor 2-gassen detectors mogen alleen kalibratiegasmengsels worden gebruikt om de sensor correct
te kalibreren.
Een incorrecte kalibratie kan tot ernstig letsel of de dood leiden.
•
De icoontjes voor huidige gasuitlezing, zandloper en kalibratiegascilinder worden weergegeven.
•
Als de kalibratie succesvol is, verschijnt PASS en het toestel keert terug naar de normale gebruiks-
modus.
(5)
Sluit het reduceerventiel.
•
Voor toestellen met XCell pulse technologie verschijnt WAIT samen het icoontje voor "geen gasci-
linder". Dit geeft aan dat het reduceerventiel moet worden gesloten en het kalibratiegas moet
worden verwijderd van het toestel. Zodra het gas is verwijderd, voert het toestel een tweede kali-
bratie (pulscontrole) uit van de sensor. Tijdens de pulscontrole wordt een countdown weerge-
geven. Het toestel keert dan terug naar de normale gebruiksmodus.
•
Als de meetbereikkalibratie mislukt, wordt ERR weergegeven. Het toestel keert terug naar de
normale gebruiksmodus na een druk op de knop.
(6)
Indien kalibratie mislukt, controleer:
of de sensoringang of het sensoroppervlak vuil is,
of het correcte testgas werd gebruikt,
of de testgascilinder leeg is en of de datum is verstreken,
of de testgasslang aangesloten was op de sensor,
of het reduceerventiel is ingesteld op 0,25 l/min.
(7)
Indien nodig, herhaalt u stappen (1) tot (6).
In het display verschijnt PASS. In het andere geval (ERR) moet het instrument buiten gebruik
worden gesteld.
Indien de kalibratie geslaagd is, verschijnt √ gedurende 24 uur. Als de veilig LED (groen) optie is inge-
schakeld, zullen de groene LEDs om de zoveel tijd knipperen.
→
hoofdstuk 7.
®
ALTAIR
2X
Gebruik
NL
30