3.3 Montage- en opbouwinstructie
Opsteekladder
Controleer voor gebruik of de
haken en veiligheidsflappen
(oranje) correct zijn vergrendeld.
De onderste ladder moet aan de
muurzijde worden geplaatst.
Opstaptrap
Controleer voordat u de trap gebruikt of de haken (Afb. 2a) en de
veiligheidsflappen (oranje, Afb. 2b) goed vastzitten. De bovenste trap
wordt aan de muurzijde geplaatst. De trap wordt aan de achterkant
uitgeschoven en op maximale hoogte vergrendelt door een schroef.
Afb. 2a
Schuifladder
De bovenste ladder moet aan de muurzijde worden geplaatst.
Let op; bij het laten zakken van de ladder bestaat gevaar voor letsel.
De ladder alleen aan de sporten van de onderste ladder vasthouden.
De geleidingshaken schuiven langs de trapbomen van de ladder van
de onderste ladder (gevaar voor beknelling van de hand).
Om de ladder uit te trekken, trek aan het touw (Afb. 3a).
Om de ladder te laten zakken, moet de ladder iets omhoog worden
getrokken zodat de grendel open gaat. Trek het touw weg van de
ladder en laat het langzaam door de hand glijden (Afb. 3b). Als het
touw wordt losgelaten vergrendelt de bovenste ladder zich aan de
eerstvolgende sport.
12
Afb. 1
Afb. 2b
Afb. 3a
Bevestiging stabilisatiebalk (traverse)
Voor de bovenstaande ladders
met een ladderlengte van 3.0 m
of meer, moet de meegeleverde
stabilisatiebalk ten behoeve van
de EN-131 worden gemonteerd
voordat de ladder wordt gebruikt.
(Met uitzondering van de 1029,
1036, 1002 en 1004 enkele ladder
langer dan 3.0 m welke niet aan
de eisen van de EN-131 voldoen).
Schroef de bouten in de ladder-
voet los. Plaats de stabilisatiebalk
zoals Afb. 4 en draai de bouten
aan zonder dat de balk vervormt.
Montage steigerladder
Beide ladderstijlen moeten wor-
den vastgezet met koppelingen
zodanig dat de ladder niet kan
verdraaien, kippen of schuiven
(Afb. 5). Het sportvlak moet hier-
bij vrij blijven voor veilig beklim-
men en dalen.
Als steigerladders worden gekop-
peld moeten alle koppelgaten
worden voorzien van borgpennen
of bouten.
Afb. 3b
Afb. 4
Afb. 5