7.2 Wi-Fi
Wi-Fi (WLAN) voorziet u van draadloze toegang tot breedband internet. Om Wi-Fi te
gebruiken op uw mobiele telefoon heeft u toegang tot een wireless access point
(hotspot) nodig. Obstakels die het Wi-Fi signaal blokkeren zullen haar bereik
verminderen.
7.2.1 Wi-Fi inschakelen
1. Tik op
> Instellingen.
2. Tik onder DRAADLOOS EN NETWERKEN op Wi-Fi.
7.2.2 Verbinding met een draadloos netwerk maken
1. Na het inschakelen van de Wi-Fi tikt u op
2. Tik onder DRAADLOOS EN NETWERKENop Wi-Fi voor het openen van het
scherm Wi-Fi. Er verschijnt een overzicht met alle gedetecteerde Wi-Fi-netwerken.
3. Tik op een Wi-Fi-netwerk om er verbinding mee te maken.
• Als u een open netwerk selecteert, zal uw mobiele telefoon daarmee
automatisch verbinding mee maken.
• Als u een netwerk selecteert dat is beveiligd met Wired Equivalent Privacy
(WEP) en het is de eerste keer dat u verbinding heeft gemaakt, voer het
wachtwoord in als daarom wordt gevraagd, en deuk vervolgens op
Verbinden.
Tik op het Wi-Fi instellingenscherm op NETWERK TOEVOEGEN om een
nieuw Wi-Fi-netwerk toe te voegen.
7.3 De dataverbinding van uw telefoon
delen
U kunt de dataverbinding van uw mobiele telefoon delen met een computer door een
USB-kabel te gebruiken: USB-tethering. U kunt de dataverbinding van uw mobiele
telefoon met een aantal apparaten tegelijk delen, door uw toestel om te schakelen
naar een draagbare Wi-Fi hotspot.
> Instellingen.
35