Legenda (Afbeelding 5)
1
Houder
2
Kabelinvoer
3
Aansluitruimte
4 Afdichting naar de motorruimte
5
Motorwikkeling
6
Vangbeugel met schakel
7
Motorhuis
4.3
Werking aan frequentieomvormers
De motoren zijn wat de opbouw en de isolatie van de wikkelingen betreft geschikt voor de toepassing aan de
frequentieomvormer. Hierbij dient er op te worden gelet dat bij de werking met frequentieomvormer aan de
volgende eisen is voldaan:
•
De EMC-richtlijnen moeten nageleefd worden.
•
Toerental-/draaimomentkrommen voor aan frequentieomvormers aangedreven motoren staan in onze
productprogramma´s.
•
Motoren in ontploffingsbeveiligde uitvoering moeten zijn voorzien van een thermistor (PTC) beveiliging, als ze
worden gebruikt op plaatsen waar ontploffingsgevaar bestaat (ATEX-zones 1 en 2).
•
Ex-machines mogen uitsluitend onder en tot maximaal met de op het typeplaatje aangegeven netfrequentie
van 50 Hz worden toegepast. Hierbij dient ervoor te worden gezorgd dat de op het typeplaatje aangegeven
nominale stroom na het opstarten van de motoren niet wordt overschreden. Het maximum aantal opstartpo-
gingen conform motorgegevensblad mag ook niet worden overschreden.
•
Niet ex-machines mogen slechts tot en met de op het typeplaatje aangegeven netfrequentie en bovendien
alleen na afspraak en bevestiging van de Sulzer productiefabriek toegepast worden.
•
Voor de werking van ex-machines aan frequentieomvormers zijn bijzondere bepalingen wat betreft de active-
ringstijden van de thermobewakingselementen van toepassing.
•
De onderste grensfrequentie moet zodanig ingesteld worden dat de frequentie niet onder de 25 Hz daalt.
•
De bovenste grensfrequentie moet zodanig worden ingesteld dat het nominale vermogen van de motor niet
wordt overschreden.
Moderne frequentieomvormers maken gebruik van hogere golffrequenties en een steilere stijging aan de rand
van de spanningsgolf. Daardoor worden de motorverliezen en het motorgeluid gereduceerd. Helaas veroorza-
ken zulke omvormer-uitgangssignalen echter ook hoge spanningspieken aan de motorwikkeling. Deze span-
ningspieken kunnen zoals is gebleken afhankelijk van de bedrijfsspanning en de lengte van de motoraansluitka-
bel tussen frequentieomvormer en motor een negatief effect hebben op de levensduur van de aandrijving.
Om dat te voorkomen moeten zulke frequentieomvormers (conform afbeelding 6) bij werking in het geken-
merkte kritieke bereik met sinusfilter worden uitgevoerd. Hierbij moet het sinusfilter wat betreft netspanning,
omvormer taktfrequentie, nominale stroom van de omvormer en maximum omvormer uitgangsfrequentie op de
frequentieomvormer aangepast worden. Hierbij dient ervoor te worden gezorgd dat de nominale spanning op
de klemplaat van de motor aanwezig is.
6006469-01
8
Glijringafdichting
9
Oliekamer
10
Propelleras
11
Solids-Deflection-ring
12
Tandwielkast
13
Propeller
14
Sensore di perdite (DI)
15
Stelring
U
[V]
N
660
Kritisch bereik
600
460
400
380
Onkritisch bereik
230
10
50
L = totale leidinglengte (van de frequentieomvormer naar de motor)
Afbeelding 6 Kritiek/niet-kritiek bereik
100
150 L[m]
13