Mesremkabel afstellen
Telkens wanneer er een nieuw mesremkabelset wordt
gemonteerd of de riem wordt vervangen, moet de
mesremkabel worden afgesteld.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 7).
3. Draai de kabelklemschroef los totdat de kabelgeleiding
schuift (Fig. 34).
1
Figuur 34
1. Veer
2. Kabelgeleiding
4. Trek de kabel strak, maar zorg ervoor dat er geen druk
op de veer staat. Draai de kabelklemschroef aan om de
afstelling te borgen.
Waarschuwing
De mesremkabel mag niet te strak worden
afgesteld. Hierdoor kan de mesrem afbreken van
de remtrommel. Als de rem geen contact maakt
met de trommel, zal het mes blijven draaien als u
de bedieningsstang vrij zet. Een draaiend mes kan
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
• Telkens als u de remkabel afstelt, moet u ervoor
zorgen dat de rem het mes binnen maximaal 3
seconden tot stilstand brengt.
• Als het mes niet binnen maximaal 3 seconden
tot stilstand komt, moet u de maaimachine naar
een erkende Service Dealer brengen om deze te
laten inspecteren en repareren.
Onderhoud van de wielen
De wielen verwijderen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 7).
3. Verwijder de bout, het afstandsstuk van het wiel en de
borgmoer waarmee het wiel is gemonteerd op de
draaiarm (Fig. 35).
2
3
m-278
3. Kabelklemschroef
1
2
5
6
7
Figuur 35
1. Borgmoer
2. Afstandsstuk van wiel
3. Lager/naaf-stel
4. Afstandsstuk van lager
5. Wielhelft
4. Verwijder de wielhelften van het wiel door de vier
bouten en de vier borgmoeren los te draaien (Fig. 35).
Opmerking: Als de lagers moeten worden verwijderd van
het lager/naaf-stel, dient u te drukken op het afstandsstuk
van het lager (Fig. 35).
De wielen monteren
1. Plaats de band op een wielhelft en breng de lippen op
elke band in één lijn (Fig. 35).
2. Plaats het lager/naaf-stel in de middelste opening van
de wielhelft. Zorg ervoor dat de ondersteuningen van
de naaf zijn geplaatst op de flens van de opening
(Fig. 35).
3. Plaats de andere wielhelft op het lager/naaf-stel en
breng het wiel, de lippen van de banden en de
montagegaten op één lijn (Fig. 35).
4. Zet de wielhelften niet te strak aan elkaar. Gebruik
hiervoor twee volledig getapte bouten (1/4–20 x
1,50 inch) en niet-borgende moeren. Draai de bouten
in de tegenoverliggende gaten (Fig. 35).
5. Controleer of alle onderdelen in één lijn staan en draai
de bouten vast. Draai de bouten afwisselend aan een
zijde vast ten behoeve van een gelijkmatige montage
totdat de wielhelften tegen elkaar zitten (Fig. 35).
6. Plaats de twee bouten en twee contramoeren, die u
eerder hebt verwijderd, in de overblijvende gaten in de
wielhelften en draai ze vast. Verwijder de 2 lange
bouten en vervang ze door 2 bouten en 2 borgmoeren
(Fig. 35).
7. Monteer het wiel weer op de draaiarm met de bouten,
het afstandsstuk en een borgmoer. Zorg ervoor dat het
afstandsstuk is geplaatst tussen de wielnaaf en de
draaiarm (Fig. 35).
25
3
4
5
1
7
8
9
296
6. Kunststofkap (alleen
achterwielen)
7. Lip
8. Lager (2)
9. Bout