RICHTINGAANWIJZERSCHAKE-
LAAR "" 5
Zet de schakelaar in de "" stand om
de linker knipperlichten in te schake-
len. Zet de schakelaar in de ""
stand om de rechter knipperlichten in
te schakelen. Het verklikkerlampje zal
ook gaan knipperen. Druk op de
schakelaar om de richtingaanwijzer
uit te schakelen.
WAARSCHUWING
Het kan gevaarlijk zijn om de richtin-
gaanwijzer niet te gebruiken als u een
bocht wilt nemen en om de richtin-
gaanwijzer niet uit te schakelen nadat
u een bocht hebt genomen. Andere
weggebruikers zouden uw richting
verkeerd kunnen inschatten en dit zou
kunnen resulteren in een ongeluk.
Maak altijd gebruik van de richtin-
gaanwijzer wanneer u van plan bent
om van rijbaan te wisselen of een
bocht te maken. Let erop dat u de
richtingaanwijzer uitschakelt nadat u
van rijbaan hebt gewisseld of de
bocht hebt genomen.
RECHTER HANDVAT
MOTORSTOPSCHAKELAAR 1
"" stand
Het ontstekingscircuit is uitgescha-
keld. De motor zal nu niet starten of
draaien.
"" stand
Het ontstekingscircuit is ingescha-
keld en de motor kan draaien.
ALARMKNIPPERLICHTSCHAKELA
AR "" 2
Wanneer deze schakelaar wordt aan-
gezet terwijl het contactslot in de "ON"
of "P" stand staat, zullen alle vier de
richtingaanwijzers en de verklikker-
lampjes gelijktijdig gaan knipperen.
Gebruik de alarmknipperlichtinstalla-
tie om het andere verkeer te waar-
schuwen wanneer uw motorfiets een
gevaar kan opleveren bij noodparke-
ren e.d.
VOORREMHENDEL 3
Om de voorrem te gebruiken, trekt u
de voorremhendel zachtjes in de rich-
ting van de handgreep in. Wanneer
de remhendel wordt ingetrokken, gaat
het remlicht branden.
2-16