Kleptypen
De regelaar is uitsluitend vervaardigd voor
de besturing van NC-ON/OFF-kleppen:
- bij een NC-klep geeft deze de
medium-volumestroom in de warmte-
wisselaar vrij, als spanning aanwezig is
Werking ON-OFF-klep
Hysterese
Instelwaarde
Werkelijke waarde
1
Klepspanning
0
1
Klepopening
0
Temperatuurmeting
De regelaar meet de temperatuur via de
interne NTC-sensor in de regelaar of via
een als accessoire verkrijgbare, externe
ruimtesensor SA.
Externe ruimtetemperatuursensor SA
(klem 13-14)
De regelaar heeft een interne
temperatuursensor (J4=A). Wordt de
regelaar niet in de ruimte geplaatst
waarbinnen de temperatuur moet
worden geregeld, kan een als accessoire
verkrijgbare ruimtetemperatuurvoeler de
temperatuur bepalen (J4=B).
De maximale leidinglengte van 25m mag
niet worden overschreden.
AANWIJZING
Indien de voorlooptemperatuursensor
SM of als alternatief een
bimetaalthermostaat BC niet wordt
gebruikt, moet er een brug tussen
klem 11-12 worden aangebracht!
Aanvoertemperatuursensor SM, alterna-
tief bimetaalthermostaat BC (klem 11-12)
De regelaar is uitgerust voor het gebruik
van een als accessoire verkrijgbare
voorlooptemperatuursensor SM of een
bimetaalthermostaat BC.
Bij de positionering van de voorlooptem-
peratuur SM bij de aanvoerleiding naar de
binnenunit kan de regelaar zelfstandig op
basis van de gemeten mediumtemperatuur
omschakelen naar de betreffende bedrijfs-
modus (automatische omschakeling).
Hierbij wordt het verwarmingsbedrijf bij
een gemeten temperatuur van >30 °C
en het koelbedrijf bij een gemeten
temperatuur van <17 °C geactiveerd.
Als alternatief kan op dezelfde ingang
ook bij de positionering op de warmte-
wisselaar een bimetaalthermostaat BC ter
plaatse worden gebruikt die bij verwar-
mingsbedrijf het ventilatorbedrijf bij het
bereiken van een minimumtemperatuur
vrijgeeft (zie het hoofdstuk "Minimum-
temperatuur medium").
De maximale leidinglengte van 25m mag
niet worden overschreden.
Minimale temperatuur medium verwarmen
Bij het gebruik van een bimetaalthermostaat
BC wordt de ventilator alleen bij gesloten bi-
metaalcontact (contact 11-12) vrijgegeven.
Het gebruik van voorlooptemperatuursen-
sor is dan niet mogelijk.
LET OP
Bij gebruik van een vrijgavecontact
CF en bimetaalthermostaat BC,
moet rekening worden gehouden
met bepaalde veiligheidsbeper-
kingen. Hiervoor het betreffende
hoofdstuk opvolgen.
9