Drukontlastprocedure
WAARSCHUWING
GEVAAR VAN APPARATUUR ONDER DRUK
Om te voorkomen dat het systeem per ongeluk start of
gaat spuiten, moet de systeemdruk handmatig worden
ontlast. Om het risico van ernstig letsel als gevolg van
vloeistofinjectie, spatten van vloeistof te verminderen, of
bewegende onderdelen te verminderen moet u altijd de
Drukontlastprocedure volgen als u:
-
gevraagd wordt de druk te ontlasten,
-
stopt met spuiten,
-
enig onderdeel in het systeem nakijkt of onderhoud
eraan pleegt,
-
of een spuittip aanbrengt of reinigt.
1.
Draai de lucht- en vloeistofaanvoer naar het pistool dicht.
2.
Houd het spuitpistool tegen de zijkant van een geaarde
metalen bak en haal de trekker van het pistool over om
de druk te ontlasten.
De vloeistof filteren
Zeef of filter de verf om grove deeltjes en neerslag te verwij-
deren en controleer vervolgens de viscositeit van uw verf.
Breng de luiste naald/spuittipset- en luchtkapcombinatie aan,
die u hebt gekozen uit de overzichten op blz. 5.
Het spuitpatroon afstellen
U kunt eenvoudig het gewenste patroon, de hoeveelheid
vloeistof die wordt gespoten en de vernevelingsgraad afstel-
len met behulp van de luchtstelknop (5) en de vloeistof-
stelknop (6).
Het patroonformaat afstellen
Draai de luchtstelknop (5) naar buiten (linksom) om het spuit-
patroon breder te maken.
De vloeistofuitvoer afstellen voor de aanvoer onder druk
Draai de vloeistofstelknop (6) volledig naar buiten (linksom).
Stel vervolgens de luchtdruk bij de druktank zodanig af, dat
de gewenste vloeistoftoevoer wordt verkregen. Draai voor de
definitieve afstelling de vloeistofstelknop naar binnen (rechts-
om) om het vloeistofvolume te verminderen tot de gewenste
resultaten worden bereikt.
De vloeistofuitvoer afstellen voor sifonaanvoer
Draai de vloeistofstelknop (6) naar binnen (rechtsom) om het
vloeistofvolume te verminderen en naar buiten (linksom) om
het vloeistofvolume te verhogen.
8
307- -378
Bediening
(Zie Afb. 3)
OPMERKING: Als de vloeistofstelknop volledig naar binnen
wordt gedraaid, komt er alleen maar lucht uit
het pistool.
Het spuitpatroon uitproberen
Houd het pistool circa 200 mm van het oppervlak van het
testgedeelte. Stel de luchtdruk van het pistool zodanig af, dat
u de goede verneveling krijgt. Stel de laagst mogelijke lucht-
druk af die nodig is om de gewenste resultaten te bereiken.
OPMERKING: De luchtstelknop kan ook worden gebruikt om
de lucht bij het pistool te reguleren.
Continu spuiten
Laat de lucht- en de vloeistofstelknop volledig open staan.
Hierdoor is er een maximale vloeistofstroom en voorkomt u
dat de spuittip snel slijt. Gebruik afzonderlijke regulatoren om
de lucht- en vloeistoftoevoer naar het pistool te regelen.
Kortdurende werkzaamheden
Het patroonformaat en de vloeistofuitvoer kunnen worden
teruggebracht door de lucht- en de vloeistofstelknop te
draaien.
Richting spuitpatroon
WAARSCHUWING
Om het risico op ernstig letsel te verminderen, moet u de
Drukontlastprocedure links uitvoeren, telkens wanneer
gevraagd wordt om de druk te ontlasten.
De richting van het spuitpatroon wordt bepaald door de stand
van de luchtkap (3). De uitstekende delen van de luchtkap
moeten in tegenovergestelde richting staan (horizontaal of
verticaal) van de gewenste richting van het spuitpatroon. Om
de richting van het spuitpatroon te veranderen moet u eerst
de druk ontlasten. Draai vervolgens de luchtkap los, draai
hem in de gewenste stand en draai de luchtkap vervolgens
met de hand weer stevig vast.
Een juiste afstelling van het patroon zal een spuitpatroon
geven, dat er als volgt uitziet:
Verticaal patroon
Zie Storingen verhelpen m.b.t. de oorzaak van en de oplos-
sing voor onjuiste spuitpatronen.
Horizontaal patroon