Modus
Druk <1 sec. op om de hoge modus voor de meeste toepassingen te
High (Hoog)
gebruiken.
Druk op A om de lage modus te gebruiken voor het traceren van een
bepaalde draad.
In de lage modus genereert de zender een laag signaalniveau om de
Low (Laag)
ontvanger niet te verzadigen met een signaal dat een te groot gebied
beslaat. Een laag signaalniveau vermindert ook de koppeling met
nabijgelegen draden en metalen voorwerpen die het moeilijker kunnen
maken een bepaalde draad te traceren.
Houd ≥2 sec. ingedrukt om de lus-modus in te schakelen.
Gebruik de lus-modus om spanningsloze draden in een gesloten
stroomkring te traceren, zoals kortgesloten draden, afgeschermde kabels
Loop (Lus)
of draden die aan het andere uiteinde zijn geaard. De lus-modus wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer de zender wordt aangesloten op een
spanningvoerende draad. Gebruik de lus-modus voor toepassingen met de
stroomtang.
Ontvanger gebruiken
De ontvanger kan een signaal op een draad direct detecteren door muren, vloeren, plafonds
en niet-metalen kabelbuizen of leidingen. Gebruik een geleidende trekveer of draad om
indirect een draad in een niet-metalen kabelbuis of leiding te traceren. Zie
trekveer- of
draadmethode. De ontvanger kan niet direct een signaal op een draad detecteren
door een metalen kabelbuis of leiding. Gebruik de stroomverdeeldoosmethode om indirect
draden in metalen kabelbuizen te traceren. Zie Stroomverdeeldoosmethode.
Ga als volgt te werk om de ontvanger te gebruiken:
1. Sluit de zender aan en activeer de hoge modus, tenzij anders vermeld.
2. Schakel de ontvanger in.
Houd de ontvanger >1 m van de zender en de meetsnoeren om signaalinterferentie te
minimaliseren.
3. Open zo nodig het instellingenscherm om de taal, helderheid van het scherm, het volume
en het type onderbreker (GFI of RCD) te selecteren. Zie
4. Selecteer zo nodig een modus.
beschrijft de toepassingen voor elke modus.
a. Druk op de 2052R ontvanger op .
b. Op de 2062R ontvanger, zie
Tabel 7. Signaalmodi
Beschrijving
Opmerking
Tabel 8
geeft een overzicht van de traceermodi en
Traceermodus
wijzigen.
Wire Tracer Receiver and Transmitter
Ontvanger gebruiken
Geleidende-
Instellingen
wijzigen.
21