Voer nooit onderhoudswerkzaamheden uit op of bij ventilatoren, motoren en aandrijvingen of in
het toestel zonder eerst de ventilator- en pompmotoren te isoleren, te markeren en in uit-stand te
VENTI- L ATOR- M OTOR
Wanneer het systeem in bedrijf is, moet de buitenzijde van het motorhuis minstens om de zes maanden (of
vaker, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden) gereinigd worden om een afdoende motorkoeling te
bereiken. Alleen motoren met beschermingsgraad IP66 mogen met water gewassen worden. Controleer iedere
drie of zes maanden de volgende punten:
•
Elektrische aansluitingen
•
Motorbeveiligingen
•
Opgenomen elektrisch vermogen
•
Motorlagers op lawaai/oververhitting
•
Motorbevestigingsbouten
•
Buitenzijde van de motor op corrosie
STORING VENTILATOR OF VENTILATORMOTOR
Om een goede werking van het toestel in stand te houden wanneer één ventilator is uitgevallen, moet het
noodpakket – bevindt zich op het vorkheftruckkanaal – worden gebruikt.
Locatie van noodpakket
Controleer of alle motoren geïsoleerd zijn, van een waarschuwingsbord zijn voorzien en in de
26
W W W . B A L T I M O R E A I R C O I L . E U
WAARSCHUWING
vergrendelen.
WAARSCHUWING
uit-stand zijn vergrendeld voor u naar het noodpakket reikt.