Deze procedure geldt niet voor
•
toestellen die van een elektrisch aangestuurde waterniveauregeling zijn voorzien
•
toestellen met een afgelegen bekken
Bij gebruikmaking van een door een vlotter bediende suppletieklep moet deze direct na installatie en vervolgens
regelmatig worden afgesteld.
De vlotter die de suppletieklep aanstuurt is op een met vleugelmoeren bevestigde draadstang gemonteerd (zie
onderstaande afbeelding).
Watersuppletieklep
1. Vlotterbal
2. Draadstang
3. Vleugelmoer
4. Vlotterarmsamenbouw
5. Vlotterkraan
De toevoerdruk voor de mechanische suppletiekranen moet tussen 1 en 3,5 bar liggen.
Om deze eerste instelling van het waterniveau in het bekken uit te voeren, vult u het bekken met water tot 2 cm
boven het bedrijfswaterniveau. Regel de vleugelmoeren van de vlotterbal bij tot de suppletieklep volledig
gesloten is.
Voor u het toestel de eerste keer start, vult u het bekken tot 1 cm onder het overloopniveau (duw de vlotterbal
onder).
Onder normale belasting bereikt u met deze instelling het juiste bedrijfswaterniveau. Bij een doorlopend geringe
belasting stijgt het bedrijfsniveau en moet dit opnieuw worden afgesteld.
Controleer het waterbekken van het toestel zorgvuldig en regel het waterniveau zo nodig bij tijdens de eerste 24
bedrijfsuren.
SPUI
Zorg bij continue spui met een meterklep in de spuileiding dat de suppletieklep onbelemmerd is en dat het
spuiwater vrij kan wegstromen. Meet het spuidebiet door te noteren hoe lang het duurt om een bepaald volume
te vullen.
Zorg bij automatische spui met geleidbaarheidsregeling dat de meetsonde schoon is en dat de
elektromagnetische spuiklep operationeel is. Als u niet over een geëigende instelprocedure beschikt, moeten
de instelpunten door uw waterbehandelingsbedrijf worden gecontroleerd en bijgesteld.
20
W W W . B A L T I M O R E A I R C O I L . E U
WAARSCHUWING