verontreiniging van de drukregelaars.
❏ Eerste fase: Flexibele slangen doorspoelen.
Begin status:
Gesloten HP afsluitkleppen (2) en ontluchtingskleppen (3).
Gesloten lage druk uitlaat afsluiter.
Spoel alle flexibele slangen of leidingen door, door ten minste 3
compressie-reductie cycli, d.w.z.: open de cilinder/bundelkleppen (1) en sluit
deze voordat de druk van de cilinder wordt bereikt (hogedrukmeter (5)), wacht
1 minuut, open langzaam de spoelklep (3) en sluit deze vervolgens voordat de
druk tot de atmosferische druk daalt.
❏ Tweede fase: functiecontrole
Begin status:
Gesloten cilinder/bundelkleppen
Gesloten HP afsluitkleppen (2) en ontluchtingskleppen (3).
Gesloten lage druk uitlaat afsluiter.
Geef met de hendel (4) aan welke hoofdgasbron het eerst gebruikt moet
worden.
Rechts: hendel naar beneden
Links: hendel naar boven
Open langzaam alle cilinder/bundelkleppen (1).
Open langzaam de HP afsluitkranen (2) op de hoofdgasbron.
Noteer de uitgangsdruk van de lage drukmeter (6). Stel de druk in met het
handwiel (behalve bij halfautomatische verdeelleidingen: niet instelbaar).
Open langzaam de HP afsluitklep op de 2e gasbron (In geval van
Semi-Automatische verdeelleidingen).
Open langzaam de uitlaatafsluiter.
Laat het gas normaal door het spruitstuk stromen en ontlucht alle leidingen.
Beperk het debiet tijdens het vullen van het leidingnet om trillingen te
voorkomen. Respecteer de nominale doorstroming.
Stel zo nodig de uitlaatdruk bij (behalve bij halfautomatische verdeelleidingen:
niet instelbaar).
Gebruiksaanwijzing voor gasverdelers
pagina 15/26