4. ACTIVATIE
4.1 Controle van de dichtheid van de verbinding
Ook al zijn de verschillende onderdelen van de apparatuur in de fabriek
zorgvuldig gecontroleerd, toch is het noodzakelijk om vóór de inbedrijfstelling
een controle uit te voeren op de afdichting van het gemonteerde geheel.
Sluit de uitlaatklep.
Controleer of de HP afsluitkleppen (2) en de ontluchtingskleppen (3) gesloten
zijn.
Open en sluit dan geleidelijk alle kleppen van de cilinders of bundels (1). De
cilinderdruk wordt afgelezen op de hogedrukmeters (5).
Controleer of de op de hogedrukmeter aangegeven waarde gedurende een
voldoende lange periode niet varieert.
Anders is er lekkage op een aansluiting. Identificeer deze met behulp van een
lekdetector, zoals de "Mille Bulles" van AIR LIQUIDE.
Nadat u de lekkage hebt opgespoord, moet u de installatie doorspoelen, de
staat van de afdichtingen en van de zittingen van de afdichtingen controleren,
en de verbindingen weer vastdraaien.
Draai afsluiters altijd GRADELIJK. Draai een fitting nooit onder gasdruk opnieuw
vast.
Controleer tijdens het op druk brengen van de installatie ook de dichtheid van de
uitgangsaansluitingen.
4.2 Activering
Gebruik de spoelkleppen nooit om de pijpleiding door te spoelen die
stroomafwaarts van de gasverdeler is aangesloten (risico op vervuiling van de
regelaars).
WAARSCHUWING:
➢ Spoel de apparatuur door met inert gas (gebruik nooit perslucht).
➢ Gebruik voor de controle van de dichtheid uitsluitend producten zonder
vet of smeermiddelen.
➢ Gebruik nooit de ontluchtingskleppen van de verdeler om de leiding
stroomafwaarts van de verdeler te ontluchten: groot risico op
Gebruiksaanwijzing voor gasverdelers
pagina 14/26