Problemen oplossen
C
ONTROLEER DE INSTELLINGEN VOOR PAPIERSOORT EN PAPIERGEWICHT
Zorg dat de papiersoort en het papiergewicht overeenkomen met het papier dat in de lade of de invoer is geplaatst:
1
Controleer de instellingen voor papiersoort en papiergewicht in het menu Papier op het bedieningspaneel van
de printer.
2
Geef de juiste papiersoort op voordat u de afdruktaak verzendt:
•
Windows-gebruikers: geef de papiersoort op via Printereigenschappen.
•
Macintosh-gebruikers: geef de papiersoort op via het dialoogvenster voor afdrukken.
G
EBRUIK GEEN GESTRUCTUREERD PAPIER MET EEN RUWE AFWERKING
C
ONTROLEER OF DE TONERCARTRIDGE NIET DEFECT IS
Vervang de versleten of defecte tonercartridge.
C
ONTROLEER OF DE OVERDRACHTSMODULE NIET DEFECT IS
Vervang de beschadigde overdrachtsmodule. Raadpleeg de instructies bij het vervangende onderdeel voor meer
informatie.
C
ONTROLEER OF HET VERHITTINGSSTATION NIET BESCHADIGD IS
Vervang het beschadigde verhittingsstation. Raadpleeg de instructies bij het vervangende onderdeel voor meer
informatie.
Afdruk is te donker
Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
C
ONTROLEER DE INSTELLINGEN VOOR INTENSITEIT
De ingestelde waarden voor Tonerintensiteit, Helderheid en Contrast zijn mogelijk te hoog of te laag.
•
Wijzig deze instellingen via het menu Kwaliteit op het bedieningspaneel van de printer.
•
Voor Windows-gebruikers: wijzig deze instellingen via Printereigenschappen.
•
Voor Macintosh-gebruikers:
1
Kies Archief > Druk af.
2
Kies Printerfuncties in het voorgrondmenu met afbeeldingen voor de afdrukstand.
3
Geef andere waarden op voor Tonerintensiteit, Helderheid en Contrast.
,
HELDERHEID EN CONTRAST
191