Aansluiting van de buitensensoren en regelapparaten
Koelbuffertemperatuursensor WE-019/01 (TCB-ingang) - optionele, aanvullende uitrusting
De aansluitkabel van de sensor moet zo kort mogelijk zijn, leidt deze niet in de onmiddellijke omgeving van voedingskabels
en draai deze niet rond andere kabels. De sensor is alleen vereist als het apparaat geconfigureerd is voor samenwerking met
een fancoil [SERVICE/ CONFIGURATIE -> Configuratie -> Koeling -> Type: Fancoil].
Temperatuursensor in het radiatorverwarmingscircuit WE-019/05 (THC1-ingang) (standaard meegeleverd)
De installatieplaats van de sensor wordt weergegeven in het schema van de hydraulische installatie. De sensor is vereist als
het CO1-circuit actief is [SERVICE / CONFIGURATIE -> Con iguratie -> CO1-circuit -> circuit: Ja].
Temperatuursensor in het oppervlakteverwarmingscircuit WE-019/05 (THC2-ingang) (standaard meegeleverd)
De installatieplaats van de sensor wordt weergegeven in het schema van de hydraulische installatie.
De sensor is vereist als het CO2-circuit actief is [SERVICE / CONFIGURATIE -> Configuratie -> CO2-circuit -> circuit: Ja].
Boilertemperatuursensor voor warm water WE-019/01 (TCYL-ingang) (standaard meegeleverd)
Plaats de bufferwatertemperatuursensor voor het huishoudelijk water in de dompelbuis van de boiler.
Kamer temperatuursensor WE-033 (TR-ingang) (standaard meegeleverd)
Installeer de kamer temperatuursensor in een representatieve kamer voor het object, uit de buurt van radiatoren, ramen, deuren
en communicatieroutes. Op een hoogte van minimaal 150 cm. De temperatuursensor kabel moet zo kort mogelijk zijn, bevestig
deze niet in de onmiddellijke omgeving van voedingskabels, draai deze niet rond andere kabels.
Buitentemperatuursensor WE-027 (TO-ingang) (standaard meegeleverd)
Installeer de sensor op een schaduwrijke plek, aan de noord- of noordoostgevel van het gebouw, uit de buurt van ramen en
ventilatiegaten. De temperatuursensor kabel moet zo kort mogelijk zijn, bevestig deze niet in de onmiddellijke omgeving van
voedingskabels, draai deze niet rond andere kabels.
Functie-ingang 1 (FN1-ingang)
Bij het openen van de ingang wordt de centrale verwarming van het apparaat geblokkeerd. De ingang is actief in de
wintermodus. Kan eventueel worden gebruikt in combinatie met een aan/uit kamerthermostaat of naregeling.
Functie-ingang 2 (FN2-ingang)
Externe forcering van de koelvraag. De ingang is actief in de zomermodus. Bij kortsluiting van het circuit start het apparaat in
de koelmodus volgens de ingestelde parameters. Ter bescherming van de hydraulische installatie tegen condensatie kan
een HPHS.24 vochtigheidssensor/-schakelaar (aanvullende uitrusting) worden aangesloten op het circuit.
Ook kan op dit contact het koelcontact van een naregeling worden aangesloten. Eventueel in serie met de
vochtigheidssensor.
Aansluiting op de hydraulische installatie
De HPM2 warmtepomp kan werken in een hydraulisch systeem in een gesloten systeem (de minimale druk van het
verwarmingsmiddel is 0,6 bar).
Voer de hydraulische installatie uit volgens de geldende normen. De leidingen die de warmtepomp verbinden met de binnenmodule
moeten een binnendiameter hebben die een geschikt debiet van het verwarmingsmiddel verzekert (tab. technische gegevens).
Ter bescherming tegen de overdracht van trillingen naar het hydraulische systeem dient u flexibele slangen te gebruiken
voor het aansluiten van de warmtepomp. De leidingen en aansluitingen van het verwarmingsmiddel moeten thermisch
geïsoleerd zijn. Schakel het apparaat niet uit bij negatieve buitentemperaturen. Hierdoor wordt de condensator van de
buitenmodule beschermd tegen beschadiging. Wanneer het risico bestaat dat de elektrische stroomtoevoer wordt
onderbroken, scheidt u het verwarmingscircuit van de warmtepomp van de hydraulische module met een extra wisselaar en
vult u het verwarmingscircuit van de warmtepomp met antivries vloeistof. Voor het behoud van de garantie moet u een vaste
vuilfilter installeren op de inlaat van het apparaat. De hydraulische installatie moet zo worden uitgevoerd dat de HPM12
binneneenheid kan werken in het verwarmingscircuit zonder de HPMO2 buiteneenheid (volgens de onderstaande
installatieschema's). In geval van een storing aan de HPMO2 buiteneenheid zorgt dit ervoor dat het verwarmingssysteem
functioneert. Let er wel op, dat in dat geval het buitendeel moet worden afgetapt om bevriezing of schade te voorkomen.
NL-115B_f.1425
19