Inhoudsopgave
Advertenties
8.5.3 Zaaglintgeleiding - beneden (Optioneel)
Opgelet! Materiële schade!
!
De zaaglintgeleidingen kunnen pas ingesteld worden wanneer de zaaglintspanning en zaaglintloop correct
zijn ingesteld. De zaaglintgeleidingen moeten na elke zaaglintwissel opnieuw ingesteld worden.
De navolgende instellingen nauwkeurig uitvoeren om het ontstaan van vonken te verhinderen.
B
"
B
Afb. 8-9: Instellen van de zijdelingse geleidingselementen
"
!
Afb. 8-10: Instellen van de achterste geleiding
38
A
$
A
#
B
!
A
#
Bediening
Instellen van de zijdelingse geleidingselementen
richting A
Klemschroeven 1 lossen.
Het geleidingsonderdeel via de geleidingsas
verschuiven.
De zijdelingse geleidingselementen moeten achter
de vertanding van het zaaglint zitten en mogen ook
!
onder druk niet in aanraking met de vertanding
komen.
KIlemschroeven 1 vastklemmen.
richting B
Klemschroeven 2 lossen.
De zijdelingse geleiding via de stelschroef
verschuiven.
De zijdelingse geleidingsrollen moeten het zaaglint
lichtjes aanraken om een trillingsvrije en rechte snede
te krijgen.
KIlemschroeven 2 vastklemmen.
!
Klemschroeven 1
"
Klemschroeven 2
#
Geleidend deel
$
Stelschroef
Instellen van de achterste geleiding
Klemschroeven lossen.
De achterste geleiding via de afstelbout verzetten.
De achterste geleiding parallel met de achterzijde
van het zaaglint tot op een kleine afstand instellen.
Klemschroef vastdraaien.
!
Klemschroeven
"
Achterste geleiding
#
Afstelbout
Lintzaagmachine
N2-35
Advertenties
Inhoudsopgave
