4
x
Montage en installatie
4.5.8 Regelingsbehuizing openen en elektrische
aansluitingen tot stand brengen
Afb. 4-22 Rechter behuizingsdek-
sel demonteren.
Afb. 4-24 Voorklep openen en in
montagestand zetten.
Afb. 4-26 Bekabeling in de rechter
behuizingsdeksel leg-
gen.
Afb. 4-28 Elektrische aansluitin-
gen maken aan de ach-
terkant van de behuizing
(zie paragraaf 4.5.1).
30
Afb. 4-23 Voorklep ontgrendelen.
Afb. 4-25 Bedrading in de regeling
leggen en elektrische
aansluitingen maken.
Afb. 4-27 Rechter behuizingsdek-
sel demonteren.
Afb. 4-29 Bekabeling boilervat be-
vestigen.
4.5.9 Aansluiting warmtepompbuitentoetstel RRLQ
Bij deze component is een aparte handleiding toege-
voegd, die o.m. richtlijnen over de montage en de wer-
king bevat.
Afdekkap verwijderen (zie paragraaf).
Buitenapparaat van de warmtepomp op de klemmenstrook
XAG1 aansluiten (zie afb. 4-28, afb. 4-30).
Afb. 4-30 Aansluiting warmtepompbuitentoestel
Bij de uitschakeling van het warmtepompbuitentoestel
via een door het energiebedrijf voorgeschreven scha-
keling wordt het binnentoestel ROTEX HPSU compact
niet uitgeschakeld (zie paragraaf 4.5.19).
4.5.10 Aansluiting buitentemperatuursensor
RoCon OT1
Het buitenapparaat van de warmtepomp van de ROTEX HPSU
compact beschikt over een geïntegreerde buitentemperatuur-
sensor, die wordt gebruikt voor de weersgestuurde aanvoertem-
peratuurregeling met vorstbeschermingsfunctie.
Met de optionele buitentemperatuursensor RoCon OT1
(
15 60 70), die aan de noordelijke zijde van het gebouw
wordt geïnstalleerd, kan de weersgestuurde aanvoertempera-
tuurregeling nog worden geoptimaliseerd.
RoCon HP Als de ROTEX HPSU compact in een
CAN-bussysteem als Master wordt gebruikt ("terminal-
functie" voor externe bediening van andere databus-
toestellen), moet de butientemperatuursensor RoCon
OT1 rechtstreeks op de regeling van de master en
niet op het extern bediende apparaat (mengcircuit-
module RoCon M1 resp. andere warmtetoestellen)
worden aangesloten.
Aanbrengen op ongeveer een derde van de hoogte van het
gebouw (minimumafstand tot de vloer: 2 m) op de koudste zijde
van het gebouw (noorden of noord-oosten) kiezen. Daarbij de
aanwezigheid van vreemde warmtebronnen (schoorstenen,
luchtschachten) evenals rechtstreeks invallende zonnestralen
uitsluiten.
Buitenthermometer zodanig plaatsen dat de kabel er aan de
onderzijde uitsteekt (voorkomt binnendringend vocht).
FA ROTEX HPSU compact (V5) • 01/2016