4.2
Exploitant van de machine
4.3
Veiligheidsfuncties
4.3.1
Gevaren identificeren
4.3.2
Materiaaldoorvoer toestaan
4.4
Constructie
4.4.1
Contactloos beveiligingssysteem type 4
8022679/ZV26/2019-05-13 | SICK
Wijzigingen en correcties voorbehouden
GEVAAR
Gevaar van niet werken van het veiligheidssysteem
De gevaarbrengende toestand van de machine wordt bij het niet opvolgen mogelijk niet
of niet op tijd beëindigd.
Bij wijzigingen in de elektrische aansluiting van het veiligheidssysteem op de con‐
b
troller van de machine en wijzigingen in de mechanische montage van het veilig‐
heidssysteem is een nieuwe risicobeoordeling nodig. Het resultaat van deze risico‐
beoordeling kan ertoe leiden dat de exploitant van de machine aan de verplichtin‐
gen van de fabrikant moet voldoen.
Wijzigingen in de configuratie van het veiligheidssysteem kunnen de veiligheids‐
b
functie beperken. Daarom moet na iedere wijziging de configuratie van het veilig‐
heidssysteem op functionaliteit worden gecontroleerd. De persoon die de wijziging
uitvoert is ook verantwoordelijk voor de handhaving van de veiligheidsfunctie van
het veiligheidssysteem.
Dit document houdt uitsluitend rekening met de bewaking van het transport van materi‐
aal in of uit gevarenzones en de daarmee verbonden risico's.
Er wordt geen rekening gehouden met overige resterende gevaren, bijvoorbeeld door
rondslingerend kleingoed. Deze gevaren moeten derhalve gedetailleerd in de risicoana‐
lyse worden opgenomen,
zie "Fabrikant van de machine", pagina
Om materialen naar gevarenzones toe of uit gevarenzones te transporteren, worden
specifieke eigenschappen van de toegevoerde materialen voor de materiaaldetectie of
voor de automatische onderscheiding tussen materiaal en personen gebruikt. Bij het
transport van materiaal activeert het veiligheidssysteem niet, maar worden personen
wel herkend.
Dit hoofdstuk bevat informatie over de uitvoering van de constructie van het veiligheids‐
systeem. Bovendien gelden de inhouden voor de constructie uit de bijbehorende
gebruiksaanwijzingen.
Contactloos beveiligingssysteem type 4 conform EN ISO 13855 positioneren.
b
Indien mogelijk het contactloze veiligheidssysteem type 4 zo monteren dat de pal‐
b
let voor het materiaaltransport naar de transportband het contactloze veiligheids‐
systeem type 4 niet activeert.
Alleen het materiaal op de pallet mag het contactloze veiligheidssysteem type 4
activeren. De onderste straal van het contactloze veiligheidssysteem type 4 moet
net boven het oppervlak van de pallet verlopen. Als dit niet kan worden gereali‐
seerd, kan het contactloze veiligheidssysteem type 4 ook op de pallet worden uit‐
gelijnd. In dit geval moet bij de risicobeoordeling rekening worden gehouden met
de mogelijkheid van personen op een lege pallet en moeten er eventueel maatre‐
gelen worden genomen die het klimmen op een lege pallet verhinderen. De hoogte
PROJECTERING
16.
G E B R U I K S A A N W I J Z I N G | Safe Entry Exit
4
17