2. Trapondersteuning stand 1, 2 en 3
Door middel van de ondersteuningsstanden 1,2 en 3, kan de gewenste
trapondersteuning worden ingesteld.
1.
Geringe ondersteuning, maximale actieradius.
2.
Gemiddelde ondersteuning, gemiddelde actieradius.
3.
Maximale ondersteuning, geringe actieradius.
Tijdens het fietsen kan er van stand gewisseld worden.
3. Starthulp
De fiets is uitgerust met een starthulp functie. Hiermee kan de berijder optrekken, tot
een snelheid van circa 6 km/h voor maximaal vijf seconden, zonder zelf mee te
trappen. Hiervoor dient de berijder de knop ingedrukt te houden. Na het opnieuw
indrukken van de knop wordt de functie opnieuw geactiveerd. Als er mee wordt
getrapt werkt de functie, zolang de knop ingedrukt is tot maximaal vijf seconden, tot
de maximale snelheid van de fiets (20-25 km/h).
De starthulp functie wordt gebruikt voor:
Extra ondersteuning bij het wegrijden.
Extra ondersteuning bij het fietsen tegen een berg op.
Tip: bij een steile klim kan de ondersteuning op stand 3 worden gezet, waarbij
herhaaldelijk circa vijf seconden lang op de starthulp kan worden gedrukt voor
maximale ondersteuning.
4. Indicatielampjes accu
De status van de accu wordt weergegeven door de gekleurde indicatielampjes. Deze
indicatie bestaat uit vijf groene LED's waarvan de meest linkse rood kan gaan
branden.
Als alleen de rode LED nog brandt, is de accu bijna leeg en dient de accu opgeladen
te worden of vervangen te worden door een opgeladen accu.
Als de rode LED gaat knipperen, is de accu leeg en zal de motor niet meer
ondersteunen tijdens het fietsen. De schakelbare verlichting werkt dan nog wel.
Zet de fiets nooit weg met een lege accu!
Let op: laad de accu binnen één dag weer volledig op.
Gebruiksaanwijzing
Tandemlijn 16.05
13