Stroomsterkte meten
Let op
Nooit een spanningsbron aansluiten op de
meetaansluitbussen van de multimeter als een
stroommeetbereik is geselecteerd. Het apparaat kan
hierbij beschadigd raken.
Let op
Zorg dat bij een stroomsterktemeting van 10 A een
meettijd van 30 seconden niet wordt overschreden. Na
een meting tot 10 A een pauze van minimaal
15 minuten aanhouden.
ü Het stroomcircuit is uitgeschakeld. Condensatoren zijn
ontladen.
ü Binnen de meetkring mag geen hogere spanning dan 600 V
(CAT III) ten opzichte van massa aanwezig zijn.
1. Het te controleren stroomcircuit onderbreken en het
meetapparaat binnen dit circuit in serie schakelen met de
verbruiker.
2. De draaischakelaar afhankelijk van de verwachte
meetstroom naar de volgende stand draaien:
- tot 6000 µA:
- tot 400 mA:
- tot 10 A:
.
3. Met de toets MODE (15) de gewenste meetmodus (voor
gelijkstroom: Weergave DC, voor wisselstroom:
Weergave AC).
4. De stekker van de zwarte meetpen in de
meetaansluitbus COM (6) en de stekker van de rode
meetpen afhankelijk van het gekozen bereik in de
meetaansluitbus VΩ (5) (tot 400 mA) of 10 A (14) steken.
5. De spanning bij het meetobject uitschakelen en verbind de
meetpennen met het meetobject. Let er bij gelijkstroom op
dat de polen correct worden aangesloten op het
meetobject (in serieschakeling; rood op plus, zwart op
min).
6. Het meetcircuit weer inschakelen en de meetwaarde
aflezen op het display.
7. Verschijnt een OL-indicatie (meetbereikoverschrijding),
schakel dan bij handmatige meetbereikkeuze direct naar
het eerstvolgende hogere bereik. Verschijnt de OL-indicatie
terwijl het hoogste bereik, resp. de automatische
meetbereikkeuze is ingesteld, direct de spanning bij het
meetobject uitschakelen en het meetapparaat van het
meetobject scheiden.
Info
Heeft u voor de zekerheid het 10 A-bereik
geselecteerd, maar is de meetstroom lager dan
400 mA, het meetcircuit weer uitschakelen. De rode
meetpen in de meetaansluitbus VΩ steken en een
meetbereik binnen het mA-bereik selecteren. Het
meetcircuit weer inschakelen.
NL
Voorbeeld:
Info
Verschijnt geen indicatie en zijn alle verbindingen
correct uitgevoerd, kan een defecte interne zekering
voor het zekeren van het stroommeetbereik de
foutoorzaak zijn (zie hoofdstuk zekering vervangen).
Weerstand meten
Waarschuwing voor elektrische spanning
Schakel de stroom van het stroomcircuit uit en ontlaad
alle condensatoren voordat u weerstanden, continuïteit
(doorgang) of dioden meet.
1. Indien mogelijk andere schakelcircuitgedeelten scheiden
van de te meten weerstand, omdat ze de meting kunnen
beïnvloeden.
2. De draaischakelaar naar de stand Ω/
draaien en met de toets MODE (15) de weerstandsmeting
(weergave MΩ) selecteren.
3. De stekker van de rode meetpen in de
meetaansluitbus VΩ (5) en van de zwarte meetpen in de
meetaansluitbus COM (6) steken.
4. Verbind de meetpennen met het meetobject.
ð Het kan zijn dat het meetapparaat enige tijd nodig heeft
om een stabiele waarde weer te geven. Dit ligt aan het
meetprincipe en is geen storing.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
digitale true-RMS-multimeter BE52
/CAP (20)
11