Inhoudsopgave
Advertenties
C2
Controller secundaire unit 2
C3
Controller secundaire unit 3
C4
Controller secundaire unit 4
CM
Controller primaire unit
dS1~4
Parameters ontdooisynchronisatie
d2
Netwerk einde ontdooien synchronisatie voor primaire
unit
Naam
Beschrijving
dS_1 Netwerk ontdooien
synchronisatie voor secundaire
unit 1.
▪ 0:
Geen
synchronisatie
uitgevoerd.
▪ 1: Alleen bij start.
▪ 2: Start & stop.
dS_2 Netwerk ontdooien
synchronisatie voor secundaire
unit 2.
dS_3 Netwerk ontdooien
synchronisatie voor secundaire
unit 3.
dS_4 Netwerk ontdooien
synchronisatie voor secundaire
unit 4.
d2
Netwerk einde ontdooien
gesynchroniseerd voor controller
primaire unit.
Lokaal ontdooien op een LMSEY-unit kan nog steeds op twee
manieren:
▪ Handmatig (vanuit app, toezichtsysteem of gebruikersinterface).
▪ Met parameter "dI" (maximaal interval tussen opeenvolgende
ontdooiingen) de controle overnemen. Dit gebeurt als er een
netwerkverbindingsfout optreedt die langer duurt dan de instelling
van parameter "dI". Daarom moet de parameter "dI" altijd worden
ingesteld.
6.6
Over de alarmen
Voor het controleren en resetten van alarmen (foutcodes), zie de
gebruiksaanwijzing.
7
Inbedrijfstelling
VOORZICHTIG
Voorafgaande elektrische controles van het systeem zoals
controle
van
de
aardingsweerstand en kortsluitingen moeten door een
vakkundig persoon worden uitgevoerd met een geschikte
testmeter.
WAARSCHUWING
De inbedrijfstelling mag ALLEEN door bevoegde personen
worden uitgevoerd.
Laatste controles voor een correcte installatie
Controleer of er geen luchtspleet is tussen de unit en de
wand van de koelruimte.
Controleer de labels van de draden die zijn aangesloten
op de deurmicroschakelaar en de deurverwarming. De
draad van de deurverwarming staat onder spanning,
terwijl de draad van de microschakelaar een signaaldraad
is. Het verwisselen van de draden zal ernstige schade
aan de unit veroorzaken.
LMSEY1A09/13 + LMSEY2A19/25
Daikin LMS
4P728170-1B – 2023.07
Standaa
Min.
Max.
rd
0
0
2
0
0
2
0
0
2
0
0
2
0
0
1
aardingscontinuïteit,
polariteit,
Controleer of alle deksels goed gesloten zijn.
Controleer
of
de
deurmicroschakelaar, de deurverwarming en de lamp van
de koelruimte correct zijn bevestigd aan de panelen van
de koelruimte.
Controleer of alle elektrische bedrading correct is
aangesloten.
Controleer of alle kabelwartels goed vastzitten.
GEVAAR
Struikelen over losse bedrading kan deze losrukken en
elektrocutie en brand veroorzaken.
Laatste controles voor een correcte setup
Controleer of de programmeringslogica geschikt is om de
unit en het systeem in kwestie te regelen.
Controleer of de tijd is ingesteld op de controller.
Controleer of de tijdspannes correct zijn ingesteld.
Controleer of de standaardweergave (die het instelpunt
weergeeft) is ingesteld op de gebruikersterminal.
Controleer of de juiste meeteenheid is ingesteld voor de
temperatuursensoren (°C of °F).
Testwerking
Steek de stekker van de unit in het stopcontact.
Schakel de unit in.
Stel de temperatuur van de koelruimte in.
Controleer of het instelpunt van de temperatuur van de
koelruimte is bereikt.
Start de ontdooimodus.
Controleer op waterlekken.
Controleer
of
er
gebruikersinterface (zie gebruiksaanwijzing).
Schakel de unit uit.
WAARSCHUWING
▪ Raak ongewenste vloeistoflekken NOOIT rechtstreeks
aan. U zou ernstige wonden kunnen oplopen door
bevriezing.
▪ Raak de koelmiddelleidingen NIET aan tijdens en
onmiddellijk na gebruik aangezien zij dan warm of koud
kunnen zijn, afhankelijk van de staat van het
koelmiddel in de koelmiddelleidingen, de compressor
en andere onderdelen van de koelmiddelcyclus. U kunt
uw handen verbranden of bevriezen als u de
koelmiddelleidingen aanraakt. Laat de leidingen een
tijdje afkoelen tot hun normale temperatuur of, als u ze
toch meteen moet aanraken, draag dan gepaste
handschoenen om letsels te voorkomen.
7 Inbedrijfstelling
elektrische
bedrading
van
geen
alarmen
staan
op
Montagehandleiding
de
de
27
Advertenties
Inhoudsopgave
