7.6 Aandrijfriem
Bij een nieuwe machine of na het plaatsen van een nieuwe aandrijfriem moet de
riemspanning na de eerste 5 bedrijfsuren gecontroleerd worden. Daarna elke 50 uur
controleren en eventueel op spanning brengen of vervangen.
Aandrijfriem afstellen/verwissellen
• De twee bouten van aandrijfriem beschermkap (I) losdraaien en de beschermkap naar
boven verwijderen.
• Aandrijfriem spanning controleren.
• Aandrijfriem (a) op spanning brengen als de riem meer als 10-15mm in te drukken is
(indrukken met uw duim).
• Op spanning brengen: de 4 bouten (M12), waaraan de demprubbers gemonteerd zitten
losdraaien.
Voor het spannen van de aandrijfriem alle vier excenterschijven naar boven draaien
Voor het minder spannen van de aandrijfriem alle vier excenterschijven naar beneden
draaien.
• Let er goed op, dat de riemschijven van de koppeling (b) en trilmechanisme (C) op
elkaar afgesteld zijn. Plaats een vlakke kant (waterpas) tegen de riemschijf van het
trilmechanisme (C) en verschuif de motor tot beide riemschijven parallel staan.
De 4 bouten M12 opnieuw goed vast zetten.
Beschermkap plaatsen en ook goed vast draaien.
7.8 Smering van het trilmechanisme
Oliestand trilmechanisme controleren:
Controleer de oliestand van het trilmechanisme elke 50 bedrijfsuren.
• Trilplaat horizontaal plaatsen.
• Vervuiling in de omgeving van de olie navulopening verwijderen.
• Olie navulopening (G) losdraaien.
• De olie moet tot aan het draadeind van de olie afvoer bout staan.
• Indien nodig aandrijfolie SAE 80W-90 bijvullen. (Trechter gebruiken)
• Navulopening (G) met de afdichtingring weer afsluiten.