• Systeemwachtwoord
Als er een systeemwachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u de computer inschakelt, gevraagd dat
wachtwoord in te voeren. De computer kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord is ingevoerd.
• Beheerderswachtwoord
Als u een beheerderswachtwoord instelt, voorkomt u dat de instellingen in het programma Setup Utility
door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de configuratie-instellingen van
diverse computers, is het verstandig met een beheerderswachtwoord te werken.
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, wordt u elke keer dat u de probeert naar het programma
Setup Utility te gaan, gevraagd dat wachtwoord in te voeren. Het programma Setup Utility kan pas
worden gebruikt als het juiste wachtwoord is ingevoerd.
Als u zowel een systeemwachtwoord als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u een van
beide wachtwoorden invoeren. Als u uw configuratie-instellingen wilt wijzigen, moet u echter het
beheerderswachtwoord opgeven.
• Vaste-schijfwachtwoord
Door een vaste-schijfwachtwoord in te stellen, voorkomt u dat er onbevoegd gebruik wordt gemaakt
van de gegevens op het opslagstation. Als er een vaste-schijfwachtwoord is ingesteld, wordt u bij het
opstarten gevraagd een geldig wachtwoord voor toegang tot het opslagstation in te voeren.
Opmerkingen:
– Nadat u een vaste-schijfwachtwoord hebt ingesteld, zijn uw gegevens op het opslagstation beveiligd;
zelfs als het opslagstation uit uw computer wordt gehaald en in een andere computer wordt
geïnstalleerd.
– Als u uw vaste-schijfwachtwoord bent vergeten, is het niet mogelijk het wachtwoord opnieuw in te
stellen of gegevens op het opslagstation te herstellen.
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden
U kunt elke combinatie van maximaal 64 alfabetische en numerieke tekens gebruiken. Omwille van de
veiligheid verdient het aanbeveling om een sterk wachtwoord te gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden
geraden.
Opmerking: Wachtwoorden in het programma Setup Utility zijn niet hoofdlettergevoelig.
U stelt als volgt een sterk wachtwoord in:
• Ze zijn minstens acht tekens lang
• Ze bevatten minimaal één letter en één cijfer
• Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
• Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
• Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
Ga als volgt te werk om een wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te wissen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie 'Het programma Setup Utility starten' op pagina 37.
2. Selecteer Security.
3. Selecteer, afhankelijk van het type wachtwoord, Set Power-On Password, Set Administrator
Password of Hard Disk Password en druk op Enter.
4. Volg de instructies aan de rechterkant van het scherm om het gewenste wachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te wissen.
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 64 alfabetische en numerieke tekens gebruiken.
Meer informatie vindt u in 'Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden' op pagina 40.
40
ThinkCentre M600 Gebruikershandleiding