34
Vervoer
6.4 Vastmaken van de
veiligheidsgordel:
•
De heupgordel moet met een steile hoek
worden bevestigd; tussen 30° en 75°.
•
De schoudergordel wordt over de schouder
en borst bevestigd.
•
De veiligheidsgordel moet zo strak mogelijk
over het lichaam worden bevestigd en mag
niet gedraaid zitten.
•
Controleer of de gordel niet door onderdelen
van de rolstoel, zoals armsteunen en
wielen, van het lichaam wordt afgehouden.
Zie afbeeldingen 46 en 47 voor de juiste
houding.
•
De rolstoel mag bij gebruik als
passagiersstoel in een auto niet
achterwaarts worden gekanteld.
Controleer of de
veiligheidsgordel niet door
onderdelen van de rolstoel,
zoals armsteunen en wielen, van het
lichaam wordt afgehouden.
Cirrus G5 Base
46
47