9. Montage van achterplaat (1). Plaats de achterplaat op de geleidingspennen. Druk de achterplaat ver-
volgens naar de kachel toe. Til de achterplaat op en druk deze voorzichtig naar binnen tot hij op zijn
plaats valt. Schroef de 4 schroeven vaste op het midden van de achterplaat.
10. Montage van het front van het warmtemagazijn (4). Plaats het front op het warmtemagazijn en draai
de 4 schroeven (5) aan.
Aansluiting op de schoorsteen
Alle kachels hebben een achter- en een bovenaansluiting voor de rookafvoer. De kachel kan op een
goedgekeurde stalen schoorsteen met bovenaansluiting of rechtstreeks op de achteraansluiting van een
schoorsteen worden aangesloten.
Wees heel grondig bij het controleren of de schoorsteen dicht is en of er geen valse trek is bij de
afdekplaat bij de afgedichte rookafvoer, de schoonmaakklep of bij de buisverbindingen. Merk op dat het
effect van de schoorsteentrek sterk wordt verminderd bij een barst in het schoorsteenkanaal of in de
horizontale rookkanalen.
Verticale doorsnede van de rookafvoer (Tekening C)
C1: Rookafvoer langs boven
C2: Rookafvoer langs achter
1. Stalen schoorsteen.
2. De bocht past inwendig op het aansluitstuk van de kachel.
3. Gemetselde schoorsteenwand.
4. Ingemetselde mof. Past op de rookpijp.
5. Muurrosace. Verbergt reparatie rond de gemetselde mof.
6. Pakking. Wordt gedicht met dichtingsstrip.
7. Rookkanalen van de HWAM kachel.
8. Dekplaat in buitenste achterplaat: afbreken als de achteruitgang wordt gebruikt.
9. Opgeschroefd deksel: op de topplaat schroeven als de achteruitgang wordt gebruikt.
10. Rookbus: op de achterzijde schroeven als de achteruitgang wordt gebruikt.
11. Regelklep in rookbuis.
12. Reinigingsluik.
13. Rookbuis voor achteruitgang.
14. Los deksel van gietijzer: moet in de topplaat worden gelegd als de achteruitgang wordt gebruikt.
Het monteren van afzonderlijke delen
Controleer voor het opstellen van de kachel of alle afzonderlijke delen correct gemonteerd zijn.Controleer
of alle isolatieplaten correct zijn geplaatst in de verbrandingskamer, d.w.z. dat de bodemplaat horizontaal
ligt en dat de zijplaten verticaal zijn geplaatst en dicht tegen de stalen zijkanten en de bodemplaat aanliggen.
Verticale doorsnede van de kachels (Tekening B)
B1: HWAM 3630, HWAM 3640
B2: HWAM 3650, HWAM 3660
1. Rookplaat. Moet op de stalen rail en de houder middenvoor liggen.
2. De rookgeleidingsplaat is aan drie haken onder de topplaat opgehangen. De ene haak heeft een extra
gebogen rand als transportbeveiliging. Deze rand moet echter voor de montage worden verwijderd.
Doe dit met een schroevendraaier.
4. Rookafvoer naar achteren. In de fabriek afgesloten met een opgeschroefde plaat. Hierdoor is de
rookafvoer achter de achterplaat verborgen.
5a. Losse achterplaat, die de HWAM
tegen een brandbare wand staat.
5b. Los warmteschild. Dient altijd gemonteerd te zijn als de kachel tegen een brandbare wand staat.
6. Los warmteschild onder de asla. Kan als deksel worden gebruikt als de asla wordt verwijderd om deze
te legen.
Autopilot™ afdekt. Dient altijd gemonteerd te zijn als de kachel
®
11