In het hierboven getoonde scherm krijgt de pc vier positieve reacties.
In het hierboven getoonde scherm krijgt de pc vier negatieve reacties.
Als de pc vier negatieve antwoorden ontvangt, controleer dan de
parameters van de internetbrowser om te bepalen of een proxyserver of
een automatisch configuratiescript is geconfigureerd. Als dat het geval is:
•
deselecteer de proxyserver of het configuratiescript start
de browser opnieuw op,
•
of ga naar de sectie over de configuratie van de Java-
toepassing (zie sectie 8.3.4).
Probeer opnieuw toegang te krijgen tot de unit. Als de pc geen
antwoord krijgt van de unit, start dan de unit opnieuw op. Neem
contact op met uw netwerkbeheerder.
8.3.2 - Unit verbonden met het lokale netwerk.
De unit is bekrachtigd. De unit is verbonden met het lokale netwerk
door middel van een ongekruiste kabel en de unit is bekrachtigd.
Open een opdrachtvenster in Windows (klik op Start, dan Uitvoeren,
typ "cmd" en druk op Enter), typ het commando "ping" gevolgd
door het IP-adres van de unit.
•
Als de antwoorden positief zijn, dan wordt het probleem
veroorzaakt door de configuratie van de internetbrowser.
Controleer de systeemparameters van de internetbrowser
om te bepalen of een proxyserver of een automatisch
configuratiescript is geconfigureerd (Gereedschappen=>
Internetopties => Verbindingen => Systeemparameters).
Verklaring
1.
Automatisch configuratiescript
2.
Proxyserver
3.
Gevorderde proxy-configuratie
•
Als een proxyserver wordt gebruikt, voeg dan het IP-
adres van de unit toe aan de uitzonderingenlijst op de
proxyserver (gevorderde proxy-configuratie).
Als een configuratiescript wordt gebruikt, is het niet mogelijk om
het IP-adres van de unit toe te voegen aan de uitzonderingenlijst.
Voor meer informatie zie de sectie over de Java-toepassing (zie 8.3.4).
Als het antwoord op het "ping"-commando negatief is, verifieer dan
het IP-adres van de pc en het IP-adres van de unit. Ze moeten het
systeem en het subsysteem gemeenschappelijk hebben.
Het laatst deel van het IP-adres is het hostgetal en moet uniek zijn
in het subsysteem.
Bij voorbeeld: het adres van de unit: 172.30.101.11 en het adres van
de pc: 172.30.101.182.
In dit voorbeeld correspondeert 172.30 met het netwerk, en 101
correspondeert met het subsysteem.
B
C
D
51