[STEP]-knop
Tijdens TR-REC kunt u pads
[1]–[16]
selecteren waarbij een accent wordt toegevoegd.
3
REVERB-sectie
[LEVEL]-regelaar
Stelt het volume van de reverb (galm) in.
4
DELAY-sectie
[LEVEL]-regelaar
Stelt het volume van de delay in.
[TIME]-regelaar
Stelt de lengte van de delay in.
[FEEDBACK]-regelaar
Regelt de hoeveelheid delaygeluid die naar de invoer wordt
geretourneerd.
5
MASTER FX-sectie
[ON]-knop
Hiermee schakelt u het mastereffect in en uit.
[CTRL]-regelaar
Regelt de inhoud die wordt opgegeven door het mastereffect
(p. 15).
6
AUTO FILL IN-sectie
[ON]-knop
Als dit is ingeschakeld, wordt een fill-in (overgang) toegevoegd
aan het interval dat is opgegeven door de
[AUTO FILL
IN]-regelaar
Voegt automatisch een fill-in toe op het opgegeven interval van
maten.
[MANUAL
TRIG]-knop
Druk op deze knop om een fill-in toe te voegen.
7
INST-bewerkingssectie
Hier kunt u het klankkarakter van de klank van het instrument
aanpassen.
[TUNE]-regelaar
Regelt de stemming (toonhoogte).
[DECAY]-regelaar
Stelt de lengte van de decay (uitsterven) in.
[CTRL]-regelaar
Regelt de inhoud die wordt opgegeven door CTRL SELECT (p. 15).
* Afhankelijk van de klank is er mogelijk geen effect.
Level-fader
Wijzigt het volume.
8
INST-selectieknoppen
Tijdens TR-REC selecteren deze knoppen het instrument dat wordt
opgenomen.
In het INST-scherm of het INST-bewerkingsscherm selecteren deze
knoppen het instrument waarvan u de instellingen wilt bewerken.
In
[TR-REC]
of
[INST REC]
kunt u de [CC]-knop ingedrukt houden
en op de [RC]-knop drukken om een patroon in te voeren waarbij
een trigger wordt uitgestuurd naar de TRIGGER OUT-aansluiting
(mini-jack).
* Dit is niet gerelateerd aan de ASSIGNABLE OUT/TRIGGER OUT-
aansluitingen (telefoonaansluitingen).
gebruiken om stappen te
10
pagina
10
pagina
15
pagina
10
pagina
[AUTO FILL
IN]-regelaar.
9
Algemene sectie 2
Display
Geeft patroonnamen en diverse instellingen weer.
[WRITE]-knop
Slaat de patroon-/kit-/systeeminstellingen op.
* Parameters van het patroon dat of de kit die u
bewerkt, worden bewaard totdat u het apparaat uitschakelt. Zelfs
als u een ander patroon of een andere kit selecteert, en vervolgens
selecteert u opnieuw het patroon dat of de kit die u aan het
bewerken was, wordt het patroon of de kit opnieuw opgeroepen
in de bewerkte status. Als u echter het apparaat uitschakelt en
vervolgens weer inschakelt, keert het patroon of de kit terug naar
de niet-bewerkte status. Als u de door u gemaakte bewerkingen van
het patroon of de kit wilt behouden, dan moet u het patroon of de
kit opslaan.
[ENTER]-knop
Gebruik deze knop om een waarde te bevestigen of een
bewerking uit te voeren.
[VALUE]-regelaar
Deze wordt gebruikt om waarden te wijzigen.
[KIT]-knop
Selecteert een kit.
[INST]-knop
Selecteert een geluid (klank van het instrument)
voor het instrument.
[SAMPLE]-knop
Selecteert een sample als het geluid (klank van
het instrument) voor het instrument.
[CTRL
SELECT]-knop
Geeft het item op dat wordt bediend door de
[CTRL]-regelaar van elk instrument.
[COPY]-knop
Kopieert een patroon/kit.
[UTILITY]-knop
Hiermee kunt u diverse instellingen bewerken of
initialiseren.
TEMPO-display
Geeft het tempo weer.
[TEMPO]-regelaar
Geeft het tempo op.
[SHUFFLE]-regelaar
Wijzigt de hoeveelheid shuffle (levendigheid).
[MUTE]-knop
Hiermee wordt het geselecteerde instrument gedempt
(uitgeschakeld).
INST-pad
Deze pad speelt het geluid af van het overeenkomstige instrument.
U kunt dit gebruiken om samen met een patroon te spelen. Het
volume wijzigt afhankelijk van de kracht waarmee u een INST-pad
aanslaat (de pad is snelheidsgevoelig).
Paneelbeschrijvingen
18
pagina
14
pagina
15
pagina
17
pagina
15
pagina
19
pagina
23
pagina
20
pagina
5