Geluiden bewerken
MEMO
Voor meer informatie over de parameters die u kunt bewerken, raadpleegt u "Parameter Guide (Engels)" (PDF).
Een patch/drumkit bewerken
1.
Selecteer een patch of drumkit die u wilt bewerken.
2.
Druk tegelijk op de [SAMPLE IMPORT]-knop en de [DAW CONTROL]-knop.
Het EDIT MENU-scherm verschijnt.
3.
Verplaats de cursor naar "PATCH EDIT" of "DRUM KIT EDIT" en druk op de
[ENTER]-knop.
Het PATCH EDIT- of DRUM KIT EDIT-scherm verschijnt.
4.
Verplaats de cursor naar het tabblad en gebruik de [K] [J]-knoppen om de
pagina's te wisselen.
5.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt bewerken en gebruik het
waardewiel om de waarde te wijzigen.
6.
Om de bewerkte instellingen op te slaan, voert u de bewerking in "Uw
instellingen opslaan (Write)" uit.
Een performance bewerken
1.
Druk op de [PATCH/PERFORM]-knop om deze te doen branden.
2.
Selecteer een performance die u wilt bewerken.
3.
Druk tegelijk op de [SAMPLE IMPORT]-knop en de [DAW CONTROL]-knop.
Het EDIT MENU-scherm verschijnt.
4.
Verplaats de cursor naar "PERFORMANCE EDIT" en druk op de [ENTER]-knop.
Het PERFORMANCE EDIT-scherm verschijnt.
5.
Verplaats de cursor naar het tabblad en gebruik de [K] [J]-knoppen om de
pagina's te wisselen.
6.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt bewerken en gebruik het
waardewiel om de waarde te wijzigen.
7.
Om de bewerkte instellingen op te slaan, voert u de bewerking in "Uw
instellingen opslaan (Write)" uit.
De effecten bewerken
U kunt verschillende effectinstellingen onafhankelijk maken voor de Patch-modus
en de Performance-modus.
Patch-modus
U kunt meerdere effecten (MFX), chorus en galm gebruiken voor elke patch.
Performance-modus
Voor elke instelling kunt u maximaal drie MFX (MFX1, MFX2, MFX3), één chorus en
één galm gebruiken.
Partijen waarop MFX kan worden toegepast
Split, Dual
MFX1 toegepast op Upper (Partij 1), MFX2 toegepast op Lower (Partij 2).
Super Layer
MFX1 kan op alle partijen worden toegepast.
16-part mode
MFX1–3 kan worden toegewezen.
1.
Druk tegelijk op de [SAMPLE IMPORT]-knop en de [DAW CONTROL]-knop.
Het EDIT MENU-scherm verschijnt.
2.
Verplaats de cursor naar "EFFECTS EDIT" en druk op de [ENTER]-knop.
Het EFFECTS EDIT-scherm verschijnt.
3.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt bewerken en gebruik het
waardewiel om de waarde te wijzigen.
4.
Om de bewerkte instellingen op te slaan, voert u de bewerking in "Uw
instellingen opslaan (Write)" uit.
MEMO
Als u de effectinstellingen bewerkt, wordt er een *-symbool weergegeven door de
patch-/performancenaam. Wanneer u de patch of performance opslaat, verdwijnt
het *-symbool.
10
Uw instellingen opslaan (Write)
Als u het apparaat uitschakelt of een andere klank selecteert, gaan de gewijzigde
instellingen verloren.
Als u de wijzigingen die u hebt gemaakt, wilt houden, voert u de Write-bewerking
uit.
OPMERKING
Wanneer u opslaat, worden de gegevens die eerder in het opslagdoel waren,
overschreven.
1.
Druk op de [WRITE]-knop om deze te doen branden.
Het WRITE MENU-scherm verschijnt.
5 In de Patch-modus kunt u de [WRITE]-knop lang ingedrukt houden om het
naaminvoerscherm te openen.
5 Afhankelijk van de status van het apparaat voordat u op de knop hebt gedrukt,
wordt PATCH WRITE of PERFORMANCE WRITE automatisch geselecteerd.
OPMERKING
Als in de Performance-modus een *-symbool wordt weergegeven voor zowel
Patch als Performance, slaat u eerst de patch op en vervolgens de performance.
Als u eerst de performance opslaat, gaan de bewerkte patchgegevens verloren.
2.
Druk op de [ENTER]-knop.
Het naaminvoerscherm verschijnt.
3.
Wijs een naam toe aan de gegevens die u opslaat.
Bediening
[K] [J]-knoppen
Waardewiel, [–] [+]-knoppen
[I] [H]-knoppen
Tekens invoegen/verwijderen
1.
Druk op de [MENU]-knop terwijl u een naam invoert.
Het NAME MENU-scherm verschijnt. Het venster wordt gesloten als u opnieuw
op de knop drukt.
2.
Verplaats de cursor naar "INSERT" of "DELETE" en druk op de [ENTER]-knop.
Functie
Uitleg
Druk op de [ENTER]-knop om een spatie (leeg teken) in te voegen op de
INSERT
locatie van de cursor.
Druk op de [ENTER]-knop om het teken op de locatie van de cursor te
DELETE
verwijderen. De daaropvolgende tekens worden naar voren geschoven om
de lege ruimte op te vullen.
4.
Wanneer u de naam hebt opgegeven, drukt u op de [ENTER]-knop.
5.
Gebruik het waardewiel om het opslagdoel te selecteren.
6.
Druk op de [ENTER]-knop.
Er verschijnt een bevestigingsbericht.
Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop.
7.
Druk op de [ENTER]-knop om de instellingen op te slaan.
OPMERKING
Schakel het apparaat nooit uit terwijl het scherm "Writing... " weergeeft.
Uitleg
Verplaats de cursor.
Selecteer het teken.
Wissel tussen hoofdletters en kleine letters.