Onderdeel-
170-013477–001
nummer
A
B
9.1, Afmetingen en benodigde ruimte voor onderhoud
Zie
L (mm)
ML180
ML270
MLT350
V V V OORZICHTIG!
OORZICHTIG!
OORZICHTIG!
De luchtontvochtiger is ontworpen voor gebruik met specifieke procesluchtstromen (overeenkomstig de
geïnstalleerde ventilatorformaten) en mag niet rechtstreeks worden aangesloten op airconditioningsystemen.
De proceslucht- en droge-luchtkanalen moeten dezelfde diameter hebben. Hetzelfde geldt voor de
■
regeneratielucht- en natte-luchtkanalen.
De lengte van de kanalen moet zo kort mogelijk worden gehouden om statische luchtdrukverliezen tot
■
een minimum te beperken.
Voor optimale prestaties moeten alle vaste kanaalverbindingen voor proces- en regeneratielucht lucht-
■
en dampdicht zijn.
De kanalen voor de proceslucht moeten geïsoleerd zijn om te voorkomen dat er zich condens vormt aan
■
de buitenkant van het kanaal telkens wanneer de temperatuur van de lucht binnen in het kanaal beneden
de dauwpuntstemperatuur van de buitenlucht komt waardoor het kanaal wordt geleid.
De kanalen moeten altijd worden geïsoleerd wanneer er gevaar op bevriezing bestaat.
■
De natte lucht die de luchtontvochtiger verlaat zal door het hoge vochtgehalte condenseren op de
■
binnenzijde van de kanaalwanden. Isolatie van de kanalen vermindert de mate van condensvorming.
Horizontale natte-luchtkanalen moeten onder licht afschot worden geïnstalleerd (van de
■
luchtontvochtiger af) om eventuele condens af te voeren. Op de laagste punten van het
natte-luchtafvoerkanaal moeten geschikte condensafvoeren worden geïnstalleerd, zie Figuur 4.6 .
Zorg bij ontwerp en installatie van kanaalwerk voor voldoende ruimte voor bediening en onderhoud.
■
Zie voor meer informatie paragraaf 9.1, Afmetingen en benodigde ruimte voor onderhoud.
Om overdracht van geluid en/of trillingen via vaste kanalen te beperken moeten luchtdichte flexibele
■
verbindingen van goede kwaliteit worden toegepast.
Direct op het apparaat gemonteerde kanalen moeten onafhankelijk worden ondersteund om de
■
belasting op het apparaat zo laag mogelijk te houden.
Er moeten regelkleppen voor het afstellen van de luchtstroom worden aangebracht in het
■
luchtafvoerkanaal en het toevoerkanaal voor regeneratielucht. Voor een effectieve werking van
het apparaat zijn correcte luchtstromen van groot belang. Voor instructies over afstelling van de
luchtstromen, zie paragraaf 5.2, Controle en afstelling van de luchtstroom.
De totale drukval in de proces- en regeneratieluchtkanalen mag niet hoger zijn dan de beschikbare druk
■
van de ventilatoren van de luchtontvochtiger. Zie voor details over de minimaal beschikbare statische
druk paragraaf 9.3, Technische gegevens.
10
170-013477–002
Ø80
Ø100
225
X
X
170-013477–003
.
225
X
Installatie
Luchtontvochtiger ML180-MLT350
170-013477–004
Ø125
220
X
X
Ø160
140
X
190TNL-1034-L1604