2. Norm-aanvoertemperatuur
De instelling van de aanvoertemperatuur en de
buitentemperatuur vindt plaats op dezelfde wijze,
echter met de rechter, grijze schuifregelaar.
Afb. 39: Aanvoertemperatuur instellen
Een koelfunctie via de instelling van de koel-
curve wordt door de firma REMKO alleen over-
eenkomstig de geïnstalleerde vochtigheidsvoe-
lers vrijgegeven!
3. Norm-buitentemperatuur instellen
Afb. 40: Buitentemperatuur instellen
De buitentemperatuur [1] kan voor de gebruiker en
voor de experts worden gewijzigd.
Deze parameters vindt u in het niveau:
- Instellingen
- Verwarmen/koelen
- Gebouwaanpassing
Hier kan de buitentemperatuur op de desbetref-
fende waarde voor de verwarming alsook voor het
koelbedrijf worden ingesteld.
De koeling is actief als de opgeslagen koelgrens
met de ingestelde waarde wordt overschreden.
Voorbeeld: De ingestelde temperatuur binnen
20 °C en de ingestelde koelgrens 4 K. Als nu op de
buitenvoeler een temperatuur van meer dan 24 °C
wordt gemeten, is de koeling actief. De aanvoer-
temperatuur daalt met een stijgende buitentempe-
ratuur tot aan de waarde waar de buitentempera-
tuur aan is toegewezen. Bij de instelling van de
koelcurve moet in acht worden genomen dat bij
een oppervlakkoeling (bijv. als de vloer moet
worden gekoeld) het dauwpunt niet wordt onder-
schreden. REMKO adviseert bij een oppervlakkoe-
ling het systeem met dauwpuntsensoren af te
zekeren.
1
33