3.3.1.
Eisen aan het bron- en afgiftesysteem
We adviseren het monteren van vuilfilters in de retourleidingen naar de warmtepomp. Deze
zullen voorkomen dat de wisselaars verstopt raken door vervuiling die tijdens de montage in
het systeem terecht kan zijn gekomen. Wanneer de filters correct gemonteerd worden
kunnen ze in de eerste maanden van het gebruik van de warmtepomp regelmatig nagekeken
worden. Wanneer zich na bijvoorbeeld een jaar geen vervuiling meer verzamelt in de filters
kan overwogen worden om deze te verwijderen. De verbeterde doorstroming zal de
prestaties van de warmtepomp ten goede komen.
Het is van belang dat in ieder afzonderlijk circuit van het systeem, op het hoogste punt,
(automatische) ontluchters geplaatst worden. Lucht is vaak de veroorzaker van storingen in
verwarmingssystemen.
Zorg ervoor dat er aan de Cv- en Bronzijde expansievaten worden geplaatst met een
bijbehorend vulpunt.
De TNG warmtepompen worden geleverd met ingebouwde circulatiepompen. Voor zowel
het bronsysteem als het afgiftesysteem. Het is van belang dat de totale weerstand van ieder
systeem de capaciteit van de ingebouwde circulatiepomp niet overschrijdt. Iedere installatie
heeft een bepaalde weerstand. Voor het rendement van de installatie is het belangrijk dat
de juiste circulatiepomp toegepast wordt. Een te kleine pomp zal ertoe leiden dat er
onvoldoende vermogen geleverd kan worden. Een te grote pomp is negatief voor het overall
rendement van de installatie. In het betreffende tabblad verderop in de map vindt u
informatie over de standaard toegepaste pompen en de inwendige weerstand in de
warmtepomp. Als optie kan de warmtepomp uitgerust worden met andere
circulatiepompen, wanneer dat gunstig is voor het totaalrendement van de installatie.
3.3.2.
Controlelijsten installatie en eerste opstart
Item Actie
1.
Controleer of het leidingwerk rondom de warmtepomp juist is aangelegd.
2.
Controleer het leidingwerk op lekkages.
3.
Controleer of de elektrische aansluitingen juist gemaakt zijn.
4.
Controleer in de warmtepomp of alle componenten goed vast zitten.
5.
Controleer de elektrische aansluitingen en bedrading in de warmtepomp.
6.
Controleer de warmtepomp inwendig op lekkages. Let vooral op lekkend koelmiddel.
7.
Controleer de druk in het bronsysteem en het afgiftesysteem.
8.
Controleer het glycolgehalte van de vloeistof in de bron.
9.
Controleer of op de juiste plaatsen expansievaten zijn voorzien.
10.
Inspecteer de filters in de leidingen en reinig ze indien nodig.
© NRGTEQ
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om de optimale
circulatiepomp(en) te selecteren voor de installatie die hij aanlegt.
Technische wijzigingen voorbehouden
Handleiding TNG-serie warmtepomp
Let op!
Pagina 16